10
Aanwijzingen bij het systeem
10.1 Algemeen
10.2 Werking
11
Diagnose
■
ContiPressureCheck
de bandenconditie, inclusief de bandenspanning. De
verantwoordelijkheid voor de bandenspanning heeft de
bestuurder.
■
Corrigeer de bandenspanning alleen als de bandentem-
peratuur overeenstemt met de omgevingstemperatuur.
Tijdens de werking van het systeem moeten de volgende
maatregelen genomen worden:
■
Reinig het lichtoppervlak van de druk-controleweergave
regelmatig.
■
De bestuurder dient ervoor te zorgen dat de lucht
controle indicator in de achteruitkijkspiegel te zien is.
Hiervoor brandt de lucht controle indicator bij iedere
start van het voertuig gedurende 15 seconden.
■
De centraal controle eenheid en de extra ontvanger
van vervuilingen zoals bijv. sneeuw of modder zodat de
ontvangstprestaties niet belemmerd worden.
Met het handleesapparaat is het mogelijk om foutcodes (DTC
= Diagnostic Trouble Code) uit te lezen.
►
Verdere informatie over de foutcodes
(DTC) staat vermeld in het "Gebrui-
kershandleiding handleesapparaat".
In dit hoofdstuk worden de diagnose-aanwijzingen en -mo-
gelijkheden van het display toegelicht.
Aanwijzingen bij het systeem
ondersteunt de bewaking van
TM
AANWIJZING
94