Opmerking:
Als de machine wordt gebruikt bij
een maaihoogte van 64 mm of hoger, moet de
asbout worden geplaatst in de onderste opening
van het zwenkwielvork om te voorkomen dat er
zich gras opeenhoopt tussen het wiel en de vork.
Als u machine gebruikt bij een maaihoogte van
64 mm of lager en ontdekt dat er aangekoekt
gras tussen het wiel en de vork zit, moet u
de machine in de tegengestelde richting laten
werken om het maaisel te verwijderen.
3.
Verwijder de klemkap van de spilas
en schuif de as uit de zwenkwielarm. Plaats
de twee opvulstukken (3 mm) op de spilas
zoals zij oorspronkelijk zijn geplaatst. Deze
opvulstukken zijn nodig om ervoor te zorgen
dat de maaidekken over de gehele breedte
horizontaal staan. Schuif het benodigde
aantal afstandsstukken van 13 mm (raadpleeg
onderstaande tabel) op de spilas om de
gewenste maaihoogte te bereiken; schuif daarna
de klemring op de as.
Raadpleeg onderstaande tabel om vast te
stellen welke combinatie afstandsstukken moet
worden gebruikt om de maaihoogte in te stellen:
Figuur 19
4.
Druk de zwenkwielas door de voorste
zwenkwielarm. Plaats de opvulstukken (zoals
deze oorspronkelijk zijn geplaatst) en de overige
afstandsblokken op de spilas. Monteer het
klemkapje om alles goed vast te zetten.
5.
Verwijder de R-pen en de gaffelpen waarmee
de maaihoogtekettingen zijn bevestigd aan de
achterkant van de maai-eenheid
(Figuur
18)
1. Maaihoogteketting
6.
decal100-5622nc
(Figuur
20).
33
Figuur 20
Bevestig de maaihoogtekettingen aan de
gewenste maaihoogteopening
de gaffelpen en de R-pen.
Figuur 21
Opmerking:
Als u de machine afstelt op
maaihoogten van 25, 38 of in sommige gevallen
51 mm, moet u de glijders en de maatwielen in
de bovenste openingen plaatsen.
g011596
2. Gaffelpen en R-pen
(Figuur
21) met
decal100-5624nc