6 In bedrijf nemen met de display- en bedieningsmodule
Toepassing
Achtergrondstraling
38
Controleer daarvoor, welke isotoop in de stralingsbronhouder is
ingebouwd. Deze informatie vindt u op de typeplaat van de stralings-
bronhouder.
Door deze keuze wordt de gevoeligheid van de sensor optimaal op
de isotoop aangepast. Met de normale reductie van de activiteit van
de stralingsbron door het radioactieve verval wordt daardoor rekening
gehouden.
De MINITRAC 31 heeft deze informatie nodig voor de automatische
zelfcompensatie. Dat maakt en foutloze meting mogelijk over de
gehele gebruiksduur van de gammastraler. Een jaarlijkse kalibratie
komt te vervallen.
Voer de gewenste parameter in via de betreffende toetsen, sla uw
instellingen op met [OK] en ga met [ESC] en [->] naar het volgende
menupunt.
Voer hier de betreffende toepassing in.
Met dit menupunt kunt u de sensor op de gewenste toepassing
aanpassen. U kunt uit de volgende toepassingen kiezen: " Niveau", "
Dichtheid", " Niveau", " Alarm externe straling" of " correctie werkelijke
waarde".
De natuurlijke straling op de aarde beïnvloedt de nauwkeurigheid van
de meting.
Met behulp van dit menupunt kunt u deze natuurlijke achtergrondstra-
ling onderdrukken.
Opmerking:
Let erop, dat veel producten een eigenstraling hebben. Dit is zeer
duidelijk bij bijvoorbeeld aardolie of kaliloog. Daarom moet de leiding
zijn gevuld, wanneer de achtergrondstraling wordt bepaald.
De MINITRAC 31 meet daarvoor de aanwezige natuurlijke achter-
grondstraling en zet de pulsfrequentie op nul.
De pulsfrequentie uit deze achtergrondstraling wordt daarna auto-
matisch van de totale pulsfrequentie afgetrokken. Dat wil zeggen:
getoond wordt alleen dat deel van de pulsfrequentie, die van de
gebruikte stralingsbron komt.
De stralingsbronhouder moet voor deze instelling zijn gesloten (UIT/
OFF).
MINITRAC 31 • Foundation Fieldbus