1. Stoelvergrendeling
2. Brandstoftankdop
Machine met de hand duwen
Belangrijk: U moet de machine altijd met de hand
duwen. Slepen van de machine kan schade aan het
hydraulische systeem veroorzaken.
De machine duwen
1. Schakel de aftakas uit en draai het contactsleuteltje naar
de stand U
. Zet de hendels in de
IT
, stel de parkeerrem in werking en
NEUTRAALSTAND
verwijder het sleuteltje.
2. Draai de omloopkleppen één slag naar links. Hierdoor
kan de hydraulische vloeistof langs de pomp worden
geleid zodat de wielen kunnen draaien
Belangrijk: Draai de omloopkleppen niet meer
dan 1 slag. Dit voorkomt dat de kleppen uit
de behuizing vallen en de vloeistof naar buiten
stroomt.
3. Zet de parkeerrem vrij voordat u de machine gaat
duwen.
Machine in bedrijf stellen
Draai de omloopkleppen 1 slag naar rechts om de machine in
bedrijf te stellen
(Figuur
31).
Opmerking: Draai de omloopkleppen niet te vast.
De machine rijdt alleen als de omloopkleppen zijn ingedraaid.
Figuur 30
3. Stoel
VERGRENDELDE
(Figuur
1. Zijkant bedieningspaneel
2. Omloopklep
Zijafvoer gebruiken
Het maaidek is uitgerust met een scharnierende grasgeleider,
die het maaisel zijwaarts en omlaag naar het gazon afvoert.
GEVAAR
Zonder aangebrachte grasgeleider, afvoerafsluiter
of complete grasvanger kunnen u of anderen
in aanraking met het maaimes of uitgeworpen
voorwerpen komen. Contact met het draaiende
31).
maaimes en uitgeworpen voorwerpen kan
lichamelijk of dodelijk letsel veroorzaken.
• Verwijder de grasgeleider nooit van het maaidek
omdat hiermee het maaisel wordt afgevoerd
naar het gazon. Een beschadigde grasgeleider
moet direct worden vervangen.
• Steek nooit handen of voeten onder het maaidek.
• Probeer nooit het afvoersysteem of de
maaimessen te reinigen zonder eerst de aftakas
te schakelen, het contactsleuteltje op uit te
UIT
draaien en dit te verwijderen.
• Controleer of de grasgeleider omlaag staat.
Oververhittingssensor
Deze machine is voorzien van een sensor die de maaier
UITSCHAKELT
oververhit raakt, wordt het maaidek
klinkt een waarschuwingssignaal en er wordt een lampje
INGESCHAKELD
29
Figuur 31
3. Hydraulische pompen
als de motor oververhit raakt. Als de motor
UITGESCHAKELD
.
, er