Figuur 22
1. Flensmoer
2. Afstandsstuk
3. Lagerbus
Afvoerplaat instellen
U kunt de uitworp van de maaier aanpassen aan de
maaiomstandigheden. Zorg ervoor dat u de sluitnokken en
de plaat zodanig plaatst dat u het beste maairesultaat verkrijgt.
1. Schakel de aftakas uit, zet de rijhendels in de
VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND
parkeerrem in werking.
2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en
wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand
zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.
3. Om de sluitnokken te verstellen, draait u de hendel
omhoog om ze los te maken
4. Plaats de plaat en de sluitnokken op zodanige wijze in
de sleuven dat de machine de gewenste afvoer heeft.
5. Draai de hendel terug om de plaat en de sluitnokken
vast te zetten
(Figuur
6. Als de sluitnokken de plaat niet goed vergrendelen
of te strak zijn, draait u de hendel los en draait u de
sluitnok. Stel de sluitnok af tot u de gewenste sluitdruk
hebt verkregen.
Figuur 23
4. Antiscalpeerrol
5. Bout
en stel de
(Figuur
23).
23).
Stand van afvoerplaat instellen
De volgende figuren zijn uitsluitend bedoeld als aanbeveling
voor gebruik. De instelling is afhankelijk van de grassoort,
het vochtgehalte en de hoogte van het gras.
Opmerking: Als het motorvermogen afneemt en de
rijsnelheid van de maaimachine hetzelfde blijft, opent u de
plaat.
Stand A
Dit is de volledig achterwaartse positie. Gebruik deze stand
voor de volgende omstandigheden:
•
Maaiomstandigheden met kort, licht gras.
•
Droge omstandigheden.
•
Kleiner maaisel.
•
Om maaisel verder weg van de maaimachine te werpen.
Stand B
Zet de plaat in deze positie als u het maaisel opvangt. Altijd
uitlijnen met de opening van de blazer.
Stand C
Dit is de volledig open positie. Gebruik deze stand voor de
volgende omstandigheden:
27
Figuur 24
Figuur 25