Stalling
1.
Breng de armen van de lader omlaag, zet de
motor af en haal het sleuteltje uit het contact.
2.
Verwijder vuil en roet van de volledige
tractie-eenheid.
Belangrijk:
U kunt de tractie-eenheid
wassen met een mild reinigingsmiddel en
water. Was de tractie-eenheid nooit met
een hogedrukreiniger. Gebruik niet te
veel water, vooral niet in de buurt van het
bedieningspaneel, de motor, de hydraulische
pompen en de accu.
3.
Geef het luchtfilter een onderhoudsbeurt; zie
Onderhoud van het luchtfilter (bladz.
4.
De tractie-eenheid smeren; zie
smeren (bladz.
33).
5.
Ververs de olie in het carter; zie
verversen (bladz.
6.
Laad de accu op; zie
aansluiten (bladz.
7.
Controleer de spanning van de rupsbanden en
breng ze op de juiste spanning; zie
van de rupsbanden afstellen (bladz.
8.
Controleer alle bouten, schroeven en moeren
en draai deze vast. Repareer of vervang
beschadigde delen.
9.
Werk alle krassen en beschadigingen van de lak
bij. Bijwerklak is verkrijgbaar bij een erkende
servicedealer.
10.
Stal de tractie-eenheid in een schone, droge
garage of opslagruimte. Verwijder het sleuteltje
uit het contact en bewaar het op een logische
plaats.
11.
Dek de tractie-eenheid af om deze te
beschermen en schoon te houden.
34).
De machine
Motorolie
36).
De accu opladen en
39).
De spanning
42).
51