1
Leidingdoorvoer door een wand
Stuurleiding
PVC-buis
Zuigleiding
Condensleiding
Inspuitleiding
Keuze van de installatielocatie
De buitenunit is voor een
horizontale staande montage in de
buitenlucht ontworpen.
De opstellocatie van het apparaat
moet horizontaal, vlak en stevig
zijn. Bovendien moet het apparaat
worden vastgezet zodat het niet
kan kantelen.
De buitenunit kan zowel buiten
als binnen een gebouw opgesteld
worden.
Bij buitenmontage moet u
rekening houden met de volgende
aanwijzingen ter bescherming
van het apparaat tegen
weersinvloeden.
2
Windscherm
Wind
3
Minimale afstand tot sneeuw
Sneeuw
20 cm
Regen
Het apparaat moet bij plaatsing
op de vloer of op een dak met
minimaal 10 cm bodemvrijheid
gemonteerd worden.
Een vloerconsole is als accessoire
verkrijgbaar.
Zon
De condensor van de buitenunit is
een module die warmte afgeeft.
Instraling van de zon verhoogt
de temperatuur van de lamellen
en vermindert daardoor de
warmteafvoer van de condensor.
De buitenunit moet indien mogelijk
aan de noordzijde van het betreffende
gebouw worden geplaatst.
Indien mogelijk moeten er
bouwkundige voorzieningen worden
aangebracht die voor schaduw
zorgen. Dit kan ook gebeuren door
een kleine overkapping.
De uitstroom van warme lucht
mag door deze maatregelen echter
niet beïnvloed worden.
Wind
Als het apparaat op een winderige
plaats wordt geïnstalleerd,
let er dan op dat uitstromende
warme lucht met de
hoofdwindrichting mee afgevoerd
wordt. Als dit niet mogelijk is
moeten er bouwkundige eventueel
een windscherm geplaatst worden
(afbeelding 2).
Let er op dat dit windscherm geen
negatieve invloed heeft op de
luchttoevoer naar het apparaat.
4
Plaatsing binnen een gebouw
Warme lucht
extra
ventilator
Warme
Licht-
lucht
schacht
Sneeuw
In gebieden met sterke sneeuwval
moet het apparaat bij voorkeur
tegen een wand worden
geïnstalleerd.
De montage moet dan min.
20 cm boven de te verwachten
sneeuwhoogte gebeuren, om
het binnendringen van sneeuw
in de buitenunit te voorkomen.
(afbeelding 3).
Een wandconsole is leverbaar als
accessoire.
Opstelling binnen een gebouw
Zorg voor voldoende
■
warmteafvoer als het apparaat
in een kelder, op het dak, in een
aangrenzende ruimte of in een hal
wordt geplaatst (afbeelding 4).
Installeer een extra ventilator
■
met hetzelfde luchtdebiet
als het in die ruimte op
te stellen buitendeel en
eventuele drukverliezen in de
luchtkanalen kan compenseren
(afbeelding 4).
Waarborg een continue en
■
ongehinderde luchttoevoer
van buiten, indien mogelijk
door tegenover elkaar
liggende, voldoende grote
luchtopeningen (afbeelding 4).
Volg de statische en andere
■
bouwtechnische voorschriften
en bepalingen in verband
met het gebouw op en zorg
eventueel voor geluidsdemping.
Koude verse
lucht
Licht-
schacht
Buitenunit
13