Figuur 67
1. Locatie van de
omloophendels
2. Stand van hendel voor het
gebruik van machine
5.
Start de motor. en zet de gashendel op halfgas.
6.
Beweeg de rijhendels traag 5 keer tussen de
stand volledig vooruit en de stand volledig
achteruit.
7.
Schakel de motor uit en beweeg de
omloophendels naar voren door het sleutelgat
en naar beneden om ze vast te zetten
67).
8.
Start de motor.
9.
Beweeg de rijhendels traag 5 keer tussen de
stand volledig vooruit en de stand volledig
achteruit.
10.
Zet de motor af en controleer het peil van de
hydraulische vloeistof en giet indien nodig
vloeistof bij om het correcte peil te handhaven.
11.
Herhaal de procedure totdat alle lucht uit het
systeem is verwijderd.
Opmerking:
De lucht is uit het systeem
verwijderd wanneer de transaxle zonder
abnormale geluiden werkt en bij een normaal
toerental soepel naar voren en naar achteren
kan bewegen.
12.
Controleer het peil van de hydraulische vloeistof
in de expansietank voor een laatste keer en vul
vloeistof bij indien nodig.
g303749
3. Stand van hendel voor
het ontluchten van de
transmissie
(Figuur
Onderhoud van het
maaidek
Veiligheid van de messen
Versleten of beschadigde messen kunnen breken en
een stuk ervan kan naar u of naar omstanders worden
uitgeworpen en zo ernstig lichamelijk of dodelijk letsel
toebrengen.
•
Controleer op gezette tijden de maaimessen op
overmatige slijtage of beschadiging.
•
Wees voorzichtig als u de messen controleert.
Draag handschoenen en wees voorzichtig als
u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de
messenkooien. De maaimessen mogen alleen
worden vervangen, probeer ze nooit recht te
maken of te lassen.
•
Let op dat bij machines met meerdere maaimessen
andere messen kunnen gaan draaien doordat u
één mes draait.
Onderhoud van de
maaimessen
Vóór controle en onderhoud van
de maaimessen
1.
Parkeer de maaimachine op een horizontaal
oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de
parkeerrem in werking.
2.
Zet de motor af, verwijder het sleuteltje en maak
de bougiekabels los van de bougies.
De maaimessen controleren
Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks
1.
Controleer de snijranden
2.
Als de randen niet scherp zijn of bramen
vertonen, moet u het maaimes verwijderen en
slijpen; zie
De maaimessen slijpen (bladz.
3.
Controleer de messen, in het bijzonder het
gebogen deel.
4.
Als u scheuren, slijtage of groefvorming in dit
deel constateert, moet u onmiddellijk een nieuw
mes monteren
48
(Figuur
68).
(Figuur
68).
49).