Onderhoud
aandrijfsysteem
Bandenspanning
controleren
Figuur 44
De wielmoeren controleren
Onderhoudsinterval: Na de eerste 100
bedrijfsuren—De wielmoeren
controleren.
Controleer de wielmoeren en draai ze vast met een
torsie van 115 tot 142 N·m.
Tractie voor neutraalstand
afstellen
Als de machine kruipt wanneer de rijhendels in
de neutraalstand staan, moet u de tractie voor de
neutraalstand afstellen.
1.
Parkeer de maaimachine op een horizontaal
oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de
parkeerrem in werking.
2.
Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje
en wacht totdat alle bewegende onderdelen
tot stilstand zijn gekomen voordat u de
bestuurderspositie verlaat.
3.
Breng de achterzijde van de machine omhoog
op kriksteunen tot de aandrijfwielen van de
grond komen.
4.
Draai de moer voor de bedieningsstang los
(Figuur
45).
g300244
1. Moer
5.
Start de motor en zet de gashendel op S
6.
Om de neutraalstand te vinden, beweegt u de
onderste bedieningsstang naar boven of naar
g300243
beneden tot het wiel stopt met draaien
45).
7.
Draai de moer vast
Belangrijk:
beweegt, anders moet u de stang misschien
opnieuw afstellen.
8.
Herhaal voor de andere rijhendel.
Opmerking:
U moet misschien de sporing afstellen
nadat u de tractie voor de neutraalstand heeft
afgesteld; zie
Sporing afstellen (bladz.
Sporing afstellen
Als u de beide rijhendels naar voren duwt voor
volledige snelheid op een vlak, horizontaal oppervlak
en de machine trekt naar 1 kant, dan moet u de
sporing als volgt afstellen.
1.
Parkeer de maaimachine op een horizontaal
oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de
parkeerrem in werking.
2.
Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje
en wacht totdat alle bewegende onderdelen
tot stilstand zijn gekomen voordat u de
bestuurderspositie verlaat.
3.
Draai de stelschroef getoond in
de snelheid voor die hendel te verhogen of te
verlagen.
36
Figuur 45
2. Onderste bedieningsstang
(Figuur
45).
Zorg ervoor dat de stang niet
36).
Figuur 45
g300245
.
NEL
(Figuur
om