GEBRUIKSNORMEN
1)
Deze hoogwerker is ontwikkeld en gebouwd, om werkzaamheden op hoogte veilig door te
voeren. Het aangegeven max. draagvermogen bestaat uit personen en werktuig.
2)
Stempel het voertuig, op vaste grond, waterpas af, d.w.z., zowel in lengte als in de
breedterichting van het voertuig, moet de luchtbel van de waterpas binnen de tolerantielijn
liggen.
3)
Mocht het noodzakelijk zijn op zachte ondergrond te werken, moet d.m.v. onderlegplaten het
stempeloppervlak onder de stempels vergroot worden. Gebruik de hoogwerker niet, indien er
twijfel bestaat over de draagkracht van de bodem.
4)
Voor gebruik van de hoogwerker moet gecontroleerd worden of alle stempels correct op de grond
staan en of de vering van het voertuig ontlast is
5)
Voor het waterpas afstempelen van de hoogwerker op schuine of losse ondergrond, moet
stevig onderlegmateriaal gebruikt worden Het afstempelen van het voertuig op zeer schuine
ondergrond, voert tot verhoogd glijgevaar. Zorg in dit geval voor een stevige onderbouwing
met keilen of zeker de machine tegen afglijden met touwen of kabels.
6)
Het bedienpersoneel kan de werkbak betreden (hoofdbedienpunt) via de trapjes, zoals
beschreven in deze handleiding. Men kan ook de werkbak, dmv de noodbediening, op
grondniveau brengen en vandaar uit instappen.
werkbak, alleen de voorziene opening gebruiken.Vergewis u ervan, dat deze opening
gesloten is, alvorens met werkzaamheden te beginnen.
7)
Het is aanbevolen om tijdens het werken in de werkbak, een bevestigingsgordel te dragen, die
aan de hoogwerker is vastgemaakt.
8)
Het is aanbevolen, om op werkplekken en tijdens het werken met de hoogwerker, een
veiligheidshelm te dragen.
9)
Het verblijf in de cabine van het voertuig is door de chassis fabricant, indien de hoogwerker
afgestempeld is, niet toegestaan.
10)
De hoogwerker mag nooit tegen vaste of bewegelijke structuren leunen; zo mogen ook geen
structuren of objecten op de hoogwerker leunen.
11)
Alleen het bedienpersoneel in de werkbak mag de bewegingen van de hoogwerker aansturen.
Bediening van de hoogwerker vanuit de grondbediening, met personen in de werkbak, mag
alleen in een noodsituatie.
12)
Als een opzicht op de grond tijdelijk niet mogelijk is, dan moet de cabine van het voertuig en
de toegang tot de grondbediening afgesloten worden.
13)
Voer de bedieninstructies zorgvuldig en in chronologische volgorde door; let er vooral op, het
op de werkbak aangegeven draagvermogen, niet te overschrijden.
14)
Gooi geen voorwerpen of werktuigen in of uit de werkbak, indien deze niet in grondpositie
verkeerd. Neem alle noodzakelijke voorwerpen of werktuigen mee, voordat men de werkbak
uit de grondpositie beweegt. Gebruik werktuigkisten, laat geen werktuig of voorwerp los op de
bodem van de werkbak liggen, wegens struikelgevaar.
15)
Er mogen zich geen personen op het wagenframe bevinden, als de hoogwerker uit de
grondpositie en in beweging is.
6
en de wielen vrij van de grond zijn.
Voor het in- en uitstappen van de