Aanwijzingen opstelling
en aansluiting
Hydraulische aansluitingen, afvoer condenswater
Hydraulische aansluitingen aan het
verwarmingsapparaat
De warmtepomp AEROTOP T kan op
elke plek in de ruimte aangesloten
worden. De hydraulisch aansluitingen
moeten uitgevoerd worden met
flexibele leidingen om breuken en
overdracht van lawaai van het
distributienet naar de warmtelichamen
te vermijden.
De leidingen kunnen van links naar
rechts toegevoerd worden en
worden aan de binnenkant van de
warmtepomp aangesloten.
Men moet de leidingen zo leiden,
dat de drukverlaging van de stroom
van het nominale volume niet de
beschikbare druk overschrijdt. Dit
kan namelijk tot gevolg hebben, dat
de warmtepomp minder goed
functioneert.
Zo ook dienen de leidingen van de
hittecirkel niet te nauwe bochten
maken.
De leidingen moeten verder genoeg
geïsoleerd worden om onnodig
warmteverlies en het ontstaan
van condenswater te verhinderen.
Deze kan de leidingen of de ruimte
waar het apparaat opgesteld is
beschadigen.
8
Afmetingen
Voorloop verwarming Ø 1
1/4" (T20-T35) flexibel.
Terugloop verwarming Ø 1
1/4" (T20-T35) flexibel.
Afvoer condenswater Ø 25/31 mm,
flexibel.
Bij elke warmtepomp leveren wij
standaard verscheidene hydraulische
standaard schema's. De integratie op
grond van deze varianten garanderen
probleemloos en veilig werken.
Voordat de aansluiting van de
warmtepomp plaatsvindt, moet het
totale leidingenstelsel van het apparaat
zowel bij nieuwe als oude constructies
grondig gespoeld worden.
Resten, die in de verhittingsleidingen
achterblijven, leiden tot schade aan de
warmtewisselaars en tot werkingsstorin-
gen van de WP. Met name wanneer er
geen buffer voorhanden is, verdient het
aanbeveling een spatlap in de
verhittingsterugloop in te bouwen.
Het vulwater van het
verhittingsapparaat moet op grond van
de voorschriften van de
beroepsvereniging behandeld worden.
Belangrijk is de volledige ontluchting
van het verhittingsapparaat, omdat
anders de warmtepomp niet goed
werkt. Zo ook moet een ontluchter
gebruikt worden, bij de compacte
warmtepompen is op de
voorloopconstructie een ontluchter
ingebouwd.
Afvoer condenswater
De afvoer van condenswater dient
zo mogelijk in de nabijheid van de
aansluiting aan de warmtepomp te
worden uitgevoerd. Om te
vermijden dat lucht uit de
opstellingsruimte of afvoerlucht in
de warmtepomp gezogen wordt,
moet de afvoer van condenswater
met behulp van een sifon met een
hoogte van zeker 100 mm
luchtdicht aan de warmtepomp
aangesloten worden. De leiding
van de afvoer voor condenswater
moet niet qua diameter smaller
worden en moet steeds een helling
vertonen van 2%, zodat het water
steeds goed kan wegstromen.
Vervanging van de
hydraulische en elektrische
aansluitingen
De leidingen worden standaard aan
de linkerkant van het apparaat
aangesloten. Geeft men de
voorkeur aan de rechterkant, dan
kunnen de metalen platen (1 en 2)
met de metalen plaat aan de
tegenoverliggende kant verwisseld
worden.
De leidingen en kabel worden
binnen het apparaat aan de
andere kant getrokken en door de
uitsparing in metalen plaat 1
getrokken.