Opheffing storing
Opheffing storing AEROTOP T LOGON B WP61
224: HD bij start TWW
225: Lage druk
226: Wikkelingsbescherming
compressor
30
Uitwerking op contact E10 bij LOGON B WP.
Hogedrukstoring bij de start van het werken
van de TWW (start water voor industriële
doeleinden).
A Laadpomp voor water voor industriële do-
eleinden loopt niet
B Driewegsventiel opent te langzaam of
opent totaal niet
C Hoeveelheid water te klein
D Er zit lucht in het apparaat
E Luikje gesloten
F Warmte-uitwisselingsvlak in de opslag-
ruimte te kein of WP te groot.
G Fühler falsch/zu tief im Speicher positioniert
Storing lage druk.
Uitwerking op E9 bij LOGON B WP. De
aanwijzer voor lage druk in de koudecir-
kel is geactiveerd.
A Te weinig stroming luchtvolume door
verdamper
A1 Bevriezing
A2 Verdamper is vuil
A3 Kanaal vuil/verstopt
A4 Beschermingsrooster is vuil
A5 Beschermingsrooster is bevroren
A6 Ventilator loopt niet of niet genoeg.
A7 Drukverlies in de kanalen te groot
B Filter verstopt
C Inspuitventiel defect, is bevroren, verstopt
D Hoeveelheid koudemiddelen foutief
E Lek in de koudecirkel
Uitwerking op E11.
A Onderbreking fasen (compressor wordt
heet)
B Fasenomkering (Draaiveld foutief)
C Fasenverlies
D Fasen-asymmetrie
E Kortsluiting
A Pomp deblokkeren of vervangen
B Driewegsventieel controleren/vervangen Ev. voorlooptijd
condensatorpomp verlengen (parameter 2802)
C Delta-T-controle tussen voor- en terugloop (∆T=ca.5-8 K)
D Apparaat ontluchten
E Klepje openen, terugslagen controleren
F Benodigde warmte-uitwisselingvlak (in m
citeit WP bij 20°C lucht en 50°C water x 0,3. Bsp. 10 kW x 0,3=
3,0 m
.
2
Vermogen van de WP kunt u vinden in de technische gege-
vens bij de brontemp.
G Sensor: positie controleren/goed monteren
A1 Ontdooien controleren (sensor controleren)
A2 Verdamper reinigen
A3 Kanaal reinigen/opening vrijmaken
A4 Beschermingsrooster reinigen
A5 Grootte van der maas controleren (slechts één rooster
gebruiken)
A6 Instelling toerental controleren. Spanning controleren.
A7 Lengte van de kanelen controleren
In geval A uitgesloten kan worden:
B Temperatuur voor en na het filter meten (delta T max.
3K), eventueel filter vervangen.
C Inspuitventiel controleren, instellen, vervangen.
D Leeg maken en opnieuw vullen volgens typeplaatje
E Oliesporen in het apparaat zijn nog een aanduiding voor
een lek in de koudecirkel
In deze gevallen moet de koudetechnicus geroepen wor-
den.
A Alle drie fasen controleren (wachten tot de wikkelingsbe-
schermer afgekoeld is, kan een paar uur duren)
B Elektrische aansluiting controleren.
C Functie olievoorraad in carter controleren
D Rechtsdraaiveld controleren
E Kortsluiting oplossen
) = verhittingscapa-
2