INSTALLATIE- EN PROGRAMMEERHANDLEIDING
5. PROGRAMMA BESCHRIJVING
In dit hoofdstuk worden alle programmeerbare functies beschreven, met inbegrip van hoe ze werken, de opties
die tot de functie behoren en een samenvatting van de programma items die programmering vereisen.
5.1 PROGRAMMERING CODES
Er bestaan drie codes die door de installateur geprogrammeerd kunnen worden: Hoofdcode, Installateurcode
en een Onderhoudscode. Alle anderen codes kunnen m.b.v. het [*] [5] commando worden geprogrammeerd
(zie hoofdstuk 3.4 „[*] Commando's").
De hoofdcode kan ook door de gebruiker worden geprogrammeerd als toegangscode (40).
Indien de optie Hoofdcode niet veranderbaar geactiveerd is dan kan de hoofdcode alleen door de installateur
worden gewijzigd. Algemene toegangscodes kunnen het systeem in- / uitschakelen.
Door het selecteren van de optie Code nodig voor overbruggen moet de gebruiker een hoofdcode invoeren
om groepen te overbruggen, enkel gebruikerscodes waarvan het kenmerk "Overbruggen" is geactiveerd,
kunnen gebruikt worden om groepen te overbruggen (hoofdstuk 3.4 „[*] Commando's").
Is de optie 6 cijferige gebruikerscode geselecteerd dan moeten alle toegangscodes met 6 cijfers in plaats
van 4 cijfers worden geprogrammeerd, met uitzondering van de Identificatiecode van het systeem en de
toegangscode voor Downloading.
Installateurcode.......................................................................... Parameter [006]
Hoofdcode .................................................................................. Parameter [007]
Onderhoudscode........................................................................ Parameter [008]
Hoofdcode niet veranderbaar..................................................... Parameter [015]: [6]
Code nodig voor overbruggen................................ ................... Parameter [015]: [5]
6-cijferige toegangscode............................................................ Parameter [701]: [5]
OPMERKING: De onderhoudscode kan het systeem alleen in en uit schakelen. Hij is niet voorzien om
het systeem door [*] [9] in te schakelen, groepen te overbruggen, of om [*] [7] bevelen te voldoen.
5.2 DEFINITIE GROEPEN (1 T/M 8)
Alle 8 groepen zijn standaard geactiveerd, groepen die niet worden gebruikt moeten worden uitgeschakeld in
parameter [202]. Parameter [001] geeft u de mogelijkheid te kiezen hoe elke groep reageert, voor elke groep
moeten twee cijfers worden ingevoerd.
Elke groep heeft 8 verschillende kenmerken welke kunnen worden geprogrammeerd in parameter [101] tot
[108] (zie hoofdstuk 5.3 „Groep kenmerken").
Selecteer een definitie uit de volgende lijst:
[00] Nulgroep
Een nulgroep doet niets. Groepen die niet gebruikt worden, dienen als nulgroepen te worden
geprogrammeerd. Een groep geprogrammeerd als nulgroep is permanent overbrugd.
[01] Vertraagd 1
Deze instelling geldt voor in- uitlooproutes en is voorzien van zowel een in- als uitloopvertraging. De uitlooptijd
wordt gestart zodra het beveiligingssysteem wordt ingeschakeld. Deze groep mag gedurende deze tijd worden
geactiveerd zonder dat hierop alarm wordt gegeven. Wordt de groep aangesproken, nadat deze uitlooptijd is
verstreken, zal de inloopvertraging worden gestart. Vertraagd 1 heeft een eigen "inloopvertraging 1"
Gedurende deze inlooptijd worden de zoemers op de code bediendelen aangestuurd. Binnen deze inlooptijd
moet het beveiligingssysteem worden uitgeschakeld, anders zal een alarm volgen.
[02] Vertraagd 2
Vertragingstijd 2 kan onafhankelijk van vertragingstijd 1 worden ingesteld.
(Zie Hoofdstuk [005] „Insteltijden en vertraging").
Technische en functionele specificaties kunnen zonder voorafgaande mededeling worden gewijzigd.
Rev. INS.INB.EC6150V2.1DJRU.DSC.106TVE.V1.1.NL
Centraal Controle Paneel
EC 6150
PC 1565 versie 2.1DJRU
31