5.7.4.1
Naspoelen
5.8
Gedrag bij
branderstoringen
5.9
Branderstartproblemen
5.9.1 Vlamuitval tijdens bedrijf
5.9.2 Herstart
5.9.3 Vlamsimulatie
27
Na iedere branderstart, na storingen en na uit-aanschakelen van de
netspanning zal de ventilator met het naventilatietoerental gedurende de
naventilatietijd naventileren. De parameters van het naventilatietoerental en
de naventilatietijd zijn programmeerbaar.
Branderstoringen, die met de vlamvorming verband houden, worden al naar
gelang hun oorzaak met verschillende storingscodes aangeduid. Deze
storingscodes zijn in het hoofdstuk storingsmeldingen beschreven.
Als er na het verlopen van de veiligheidstijd zich nog geen vlammen hebben
gevormd, worden de gaskleppen gesloten en begint het naventileren. Dan
zal de automaat vergrendelen of opnieuw starten (zie herstart).
Bij een vlamuitval tijdens bedrijf van de brander worden de gaskleppen
gesloten en begint het naventileren. Daarna zal de automaat herstarten (zie
herstart).
Na vlamuitval tijdens bedrijf of een mislukte startpoging (na verstrijken van
de veiligheidstijd) volgt een eenmalige herstart. Verdere pogingen om te
herstarten zijn pas mogelijk als de brander volgens voorschrift, met de
vlamvorming de stap "regelvrijgave" bereikt.
Volgt bij gesloten gaskleppen een vlammelding, zal de automaat na
beëindiging van de 10 seconden durende detectietijd in een vergrendelende
storing vallen.
Een lopend startprogramma van de brander wordt bij vlamsimulatie
beëindigd en gaat over in het naventilatieprogramma. Als een vlammelding
niet langer dan 10 seconden duurt, volgt een herstart.
KM01A