4.5.1.3
Verdeler-
temperatuurregistratie
4.5.2 Voelerbewaking
4.5.2.1
Ketelvoeler
4.5.2.2
Buitenvoeler
4.5.2.3
Tapwatervoeler
4.5.2.4
Rookgasvoeler
4.5.2.5
Verdelervoeler
4.5.3 Vorstbeveiliging
4.5.3.1
Vorstbeveiliging met bui-
tenvoeler
21
Op de ingang ST13 van de KM628 kan een temperatuursensor van het type
KTY (1010 Ohm bij 25°C) worden aangesloten. Als alternatief kan in
cascade-bedrijf deze voeler ook op de KKM worden aangesloten.
De gemeten temperatuur wordt van de KKM naar de KM gestuurd.
Het waardebereik van de te meten temperatuur bedraagt -39 °C.....110 °C.
De aktuele verdeler-temperatuur wordt op het info-display (P8) weergege-
ven.
De ketelmodule erkent en bewaakt aangesloten voelers. Bij fouten wordt een
overeenkomstige storingsmelding weergegeven.
Deze voeler dient altijd aangesloten te zijn. Hij wordt constant bewaakt. Indi-
en een onregelmatigheid optreedt wordt de ketel uitgeschakeld.
Bij het inschakelen van de netspanning wordt een automatische herkenning
van de buitenvoeler uitgevoerd. Aansluitend wordt de voeler op kortsluiting
en onderbreking getest. Wordt bij het inschakelen geen voeler herkent, dan
zijn de bijbehorende functies onwerkzaam.
Indien deze voeler een storing geeft of de aansluitklemmen doorverbonden
zijn, wordt een storingsmelding gegeven en worden de bijbehorende functies
uitgeschakeld.
Uitzondering: Wanneer de gewenste waarde voor tapwaterbedrijf op 0 °C
geprogrammeerd wordt, wordt deze ingang niet gecontroleerd en zal er geen
tapwaterbedrijf optreden.
Deze voeler dient altijd aanwezig te zijn. Hij wordt constant bewaakt. Indien
enige onregelmatigheid optreedt, wordt de ketel uitgeschakeld.
Uitzondering: Indien de gewenste waarde voor rookgastemperatuur-
bewaking op 0 °C geprogrammeerd wordt, wordt de functie en de bewaking
uitgeschakeld.
Er vindt constant bewaking op kortsluiting en onderbreking van de voeler
plaats. Bij aktieve temperatuurverschilregeling leidt enige onregelmatigheid
van de verdelervoeler tot het uitschakelen van de ketel, tevensvolgt er een
storingssignaal.
Vorstbeveiligingsfuncties zijn altijd aanwezig, onafhankelijk van de ingestelde
bedrijfsfunctie van de branderautomaat. Onderscheidt wordt gemaakt tussen
"met buitenvoeler" en "zonder buitenvoeler". Alle waardes zijn instelbaar.
De vorstbeveiliging wordt in combinatie met een buitenvoeler standaard op
0 °C ingesteld. Indien de temperatuur beneden de ingestelde waarde komt,
wordt de ketelpomp ingeschakeld. De keteltemperatuur wordt op de vorstbe-
veiligingsketeltemperatuur (standaardinstelling + 5 C°) geregeld.
De warmwatertemperatuur wordt op een +5 K hogere waarde (dus +10 °C
als standaard) geregeld. De waardes voor vorstbeveiliging zijn pro-
grammeerbaar. De waardes voor vorstbeveiliging bij de KM628-R500 zijn
vast ingesteld.
KM01A