4.5.3.2
Vorstbeveiliging zonder
buitenvoeler
4.5.4 Bij storingen
4.5.4.1
Noodbedrijf
Zonder buitenvoeler schakelt de vorstbeveiliging de ketel in, wanneer de ke-
teltemperatuur lager dan +5 °C of de tapwatertemperatuur lager dan
°C wordt. Wanneer, na inschakelen, de temperatuur +5 K gestegen is, zal
het toestel uitgeschakeld worden. De pomp zal echter blijven nalopen. De
waardes zijn programmeerbaar.
Tijdens normaal bedrijf wordt bij veiligheidsrelevante storingen de ketel uit-
geschakeld en aansluitend zullen de ventilator en de pomp een tijd blijven
nalopen. Iedere storing heeft zijn eigen storingscodes (zie hoofdstuk sto-
ringsmeldingen).
Indien de veiligheid niet in gevaar komt, zal noodbedrijf optreden; m.a.w.
functies die door een bepaalde storing niet beïnvloed worden, blijven actief.
Indien de buitenvoeler defect is of een verkeerde waarde geeft, zal de ketel-
regeling verder gaan, zonder deze voeler mee te nemen.
Wanneer de tapwatervoeler defect is of een verkeerde waarde geeft
wordt de tapwaterregeling uitgeschakeld.
KM01A
+10
22