4.2.4 Verschiltemperatuur-regelaar
17
Het pompvermogen van het ketelcrcuit wordt bepaald aan de hand van het
momenteel modulerende ketelvermogen. Bij toenemend ketelvermogen
wordt ook het pompvermogen proportioneel verhoogd.
Om te programmeren is voorzien in 3 parameters:
- minimaal pompvermogen tijdens verwarmingsbedrijf
- 100 % pompvermogen bij x % ketelvermogen
- pompvermogen bij tapwaterbedrijf
Met deze waarden bepaalt de ketelmodule het geprogrammeerde minimaal
resp. maximaal pompvermogen tijdens bedrijf. De verhouding tussen deze
punten wordt aan de hand van een rechte lijn bepaald.
Hiermee zijn alle denkbare relaties tussen ketelvermogen en pompvermogen
programmeerbaar, ook bijvoorbeeld een constante aansturing.
Bij tapwaterbedrijf wordt de pomp op een seperaat programmeerbare
vermogensinstelling gezet.
Bij uitschakeling van de ketel draait de pomp op minimaal vermogen.
Aansluitend wordt het PWM-signal aangestuurd met het stelsignaal van de
verschiltemperatuurregeling.
Er is een bovenste en een onderste stelgroottebegrenzing.
Afbeelding Pumpenleistung - Brennerleistung
Ter bepaling van de verschiltemperatuur T
temperatuur T
afgetrokken van de actuele keteltemperatuur T
s
– T
(T
= T
).
d
k
s
De verschiltemperatuur-regeling (PI - regeling) heeft als doel om tijdens be-
drijf van de brander de verschil - temperatuur T
constant te regelen.
De navolgende parameters zijn door de installateur in te stellen:
– verschiltemperatuur - regeling
K
P
- verschiltemperatuur – regeling
K
Tn
Gewenste temperatuur t.b.v. verschiltemperatuur-regeling
KM01A
30...100 %
30...100 %
0...100 %
wordt de actuele verdeler-
d
k
T
op een waarde
D
D gewenst
0..30%/K (0=inactief)
1..30%/(K*8s)
-5..30K