Dubbelwerkende
mechanische asafdichtingen
16
Afhankelijk van de temperatuur van het te verpompen medium
6 Inbedrijfname/buitenbedrijfstelling
Eigenschap
Hoeveelheid koelwater bij
inlaattemperatuur 20 °C
Aansluitingen
Voor het inschakelen van de pomp zorgen voor aanwezigheid van sperdruk resp.
toevoer van spoelvloeistof, of quenchelement aanbrengen volgens
opstellingstekening.
LET OP
Lucht bij de mechanische asafdichting
Onvoldoende smering!
Uitval van de mechanische asafdichting!
▷ De pomp nooit met een slechts gedeeltelijk gevulde ruimte aan waaierzijde
starten.
Pomp en afdichtingsruimte met te verpompen medium vullen. De conische
asafdichtingsruimte is zelfontluchtend. De mechanische asafdichting is bedrijfsklaar.
▪ Voor een storingsvrij continubedrijf moet in normaal bedrijf bij de afdichting een
overdruk van minimaal 0,2 bar ten opzichte van de atmosfeer aanwezig zijn.
▪ Bij temperaturen hoger dan 20 °C moet voldoende dampdrukreserve aanwezig
zijn.
▪ Bij in omgekeerde richting draaien van de pomp mag geen onderdruk optreden
bij de afdichting.
▪ Het over- resp. onderschrijden van het genoemde drukbereik en waterslag uit
het leidingsysteem moet vermeden worden.
▪ Voor het opbouwen van een smeerfilm in de afdichtingsspleet en voor het
afvoeren van de warmte moet de mechanische asafdichting permanent door
vloeistof omspoeld worden.
6.1.4 De pomp vullen en ontluchten
GEVAAR
Vorming van een explosiegevaarlijke atmosfeer door het mengen van
onverenigbare vloeistoffen in hulpleidingen
Verbrandingsgevaar!
Explosiegevaar!
▷ Let op de verdraagzaamheid van spervloeistof of quenchvloeistof en het te
verpompen medium.
GEVAAR
Vorming van een explosiegevaarlijke atmosfeer in de pomp
Explosiegevaar!
▷ Het inwendige van de pomp, de afdichtingsruimte en de hulpsystemen die in
aanraking komen met het te verpompen medium moeten altijd gevuld zijn met
te verpompen medium.
▷ Zorg voor een voldoende hoge aanvoerdruk.
▷ Zorg voor gepaste bewakingsmaatregelen.
KWP
Waarde
16)
0,5 tot 5 l/min
Zie opstellingsschema
47 van 100