Tabel 13: Toegestane afwijking bij uitlijning van de koppelingshelften
Koppelingstype
Koppeling zonder tussenhuls (ð Afb. 14)
Koppeling met tussenhuls (ð Afb. 15)
Dubbele cardankoppeling (ð Afb. 16)
5 Opstelling/Inbouw
1
A
A
1
Afb. 15: Koppeling met tussenhuls, uitlijning koppeling controleren
1
Liniaal
2
A
A
1
1
2
Afb. 16: Dubbele cardankoppeling met tussenhuls, uitlijning koppeling controleren
1
Liniaal
ü Beschermkap voor de koppeling en eventueel frame voor beschermkap voor de
koppeling zijn gedemonteerd.
1. Voetsteun losdraaien en spanningsvrij vastdraaien.
2. Liniaal in asrichting op beide koppelingshelften leggen.
3. Liniaal laten liggen en met koppeling met de hand verder draaien.
De koppeling is correct uitgelijnd als de afstand A of B tot de betreffende als
overal gelijk is.
Toegestane radiale afwijking bij de uitlijning van de koppelingshelften
(ð Tabel 13) Zowel in rusttoestand als bij bedrijfstemperatuur en aanwezige
toeloopdruk in acht nemen en aanhouden.
4. De afstand (zie voor de maat het opstellingsschema) tussen de
koppelingshelften rondom controleren.
e koppeling is correct uitgelijnd als de afstand A of B tot de betreffende als
overal gelijk is.
KWP
B
B
2
2
Voeler
1
2
B
B
2
2
Voeler
Radiale afwijking
[mm]
≤ 0,1
≤ 0,1
≤ 0,5
Axiale afwijking
[mm]
≤ 0,1
≤ 0,1
≤ 0,5
37 van 100