betreedt, moet worden gefixeerd. Als een knik het laatste onderdeel is, fixeer dan ook het onderdeel
vóór de bocht.
Rookgasafvoer
•
Op elk component moet een beugel worden gemonteerd, behalve in het geval dat de lengte van de
buis voor en na de bocht kleiner is dan 0,25 meter. Monteer in dit geval de eerste beugel op een
afstand van maximaal 0,5 meter van de ketel
•
Horizontale en niet-verticale buizen met een afstand tussen de bevestigingsbeugels van meer dan 1
meter moeten worden voorzien van een niet-klempende (om zeer weinig beweging toe te staan)
beugel tussen
•
Verticale leidingen moeten tussen de haakjes gelijk verdeeld zijn met een maximale afstand van 2
meter
•
In geval van een schoorsteenschacht, identificeer eerst de afvoer van het rookkanaal. Controleer of
de gebruikte schachtbuizen beschadigd of geblokkeerd zijn. Het ensemble van de schoorsteenpijp
moet zich minstens 0,5 meter boven de schacht bevinden. Het laatste onderdeel voordat u de
schacht betreedt, moet worden gefixeerd. Als een knik het laatste onderdeel is, fixeer dan ook het
onderdeel vóór de bocht.
Alle componenten moeten worden verkregen bij M&G
6.6.3 Afdichtingen en voegwoorden
•
Voorkom beschadiging van afdichtingen door buizen recht te verkorten en door te ontbramen na het
verkorten.
•
Conjuncties / verbindingen mogen niet worden geschroefd op de schoorsteenweg.
•
In de luchtinlaat mogen alleen verbindingen of aansluitingen van aluminium of roestvrij staal worden
geschroefd. Het is niet toegestaan om PP-conjuncties / verbindingen te schroeven.
•
Gebruik geen lijm of schuim zoals silicium of PUR.
•
Om de degelijkheid te verzekeren, moeten alle componenten worden verzegeld.
•
Gebruik voor een soepele combinatie alleen een zeepoplossing (1% in water). Gebruik geen olie, vet
of (zuurvrije) vaseline
Belangrijke mededeling
Als de instructies zoals hierboven beschreven niet worden opgevolgd en of de materialen voor
luchtinlaat en rookgasafvoer zoals hierboven vermeld niet worden gebruikt, kan Mark Climate
Technology niet aansprakelijk worden gesteld voor eventuele gevolgen.
6.7
Elektrische verbinding
1. De elektrische installatie moet in overeenstemming zijn met nationale en lokale voorschriften.
2. Standaard is de ketel geconfigureerd voor 230 VAC / 50 Hz
3. De klemmenstrook is bereikbaar door de voorklep te openen waarachter de besturing is
gemonteerd.
4. Middelen voor ontkoppeling moeten worden opgenomen in de vaste bedrading in overeenstemming
met de bedradingsregels. Aangezien het een stationair apparaat is zonder middelen voor het
loskoppelen van de voeding, moet een contactscheiding in alle polen worden aangebracht die
volledige ontkoppeling onder spanningcategorie III biedt. De minimale doorsnede van de
voedingsdraad is 3 x 1,0 mm2 en moet worden aangesloten op de nummers 0 (= PE), 1 (= L) en
2 (= N) van strip C1.
5. Het is niet toegestaan om de interne bedrading van de fabrikant te wijzigen.
6. De vrijgave aangesloten op nummers 1 en 2 van strip C2 moet spanningsvrij zijn. Selecteer het
technicusmenu, geavanceerde instellingen, CV-verzoek voor kamer Tstat. De 0-10V
DC (voeding of Setpoint-modus) moet worden aangesloten op de nummers 3 (= negatief-) en
4 (= plus +) en een korte draadlus moet worden geplaatst tussen de nummers 1 en
2 van strip C2. Instellen van de technicus menu, geavanceerde CV-instellingen, CV-verzoek
selecteer 0-10V% (energiemodus) of 0-10 V SP (setpoint-modus). Digitale
NL
41