Voor PP: 0,8 (Dn 200), (star, enkel) (rookkanaal) T120 P1 W1 / 2030 LI E U
De nieuwste versies van deze DOP's zijn te vinden op de M & G-site: https://www.mg-flues.com:
Downloadcentrum - Certificeringen.
Volg de instructies zoals gegeven in 0660491 Appendix C: Handleiding rookgasafvoer en luchtinlaat.
6.6
Rookgasafvoer en luchtinlaat monteren
6.6.1 Algemeen
•
Gebruik geen verschillende materialen voor de rookkanalen of de luchtinlaat
•
Alleen de fabrikanten van rookgaskanaal- en luchtinlaatcomponenten zoals vermeld in deze
handleiding mogen worden gebruikt
•
Beide systemen (schoorsteen en lucht) moeten spanningsvrij worden gemonteerd
Condensaat, ijsvrije terminal, trechter en stankafsluiter
•
De ketels kunnen rookgassen produceren met zeer lage temperaturen, wat leidt tot condensatie
in de rookgaskanalen en de rookgasafvoer. Daarom moet altijd een ijsvrije terminal worden
gemonteerd.
•
Tap het condensaat af via een trechter en een U-sifon naar het riool.
Luchtinlaat
•
Als PP-materiaal wordt gebruikt voor de luchtinlaat, moet een afstand van minimaal 35 mm tussen de
schoorsteenweg en de luchtinlaat worden aangehouden.
•
De minimale lengte van de insert van de huls, bladvanger of pijp moet 40 mm zijn.
Rookgasafvoer
•
Een horizontale schoorsteenpijp moet met een val van 3° (50 mm per meter) omlaag naar de ketel
worden geïnstalleerd om condensaat terug in het carter of de condensaatafscheider te laten stromen.
•
De minimale lengte van de insert in de sleeve en de minimale lengte van het pipe-end voor
aluminium en roestvrij staal moeten 40 mm zijn.
•
Als PP wordt gebruikt, let dan op de uitzetting (rek) van de PP als gevolg van de stijging van de
rookgastemperatuur.
•
Steek de PP-buis in de huls en trek over een lengte van 10 mm (10 mm voor een maximale pijplengte
van 2 mtr) opnieuw.
•
Na het monteren van de minimale lengte van het inzetstuk in de huls en het uiteinde van de buis
moet 40 mm zijn.
Condensafvoer / opvangbak
•
De condensafvoer / opvangbak moet via een buis worden verbonden met een sifon die ten minste
dezelfde hoogte heeft als de waterslot die wordt geleverd met de ketel of met een T-stuk naar de
sifon zoals geleverd bij de ketel.
6.6.2 Beugels, montage
Luchtinlaat
•
De eerste beugel moet op een afstand van 0,5 m van de ketel worden gemonteerd
•
Horizontale en niet-verticale pijpen moeten haaks op elkaar worden geplaatst met een maximale
afstand van 1 meter tussen de beugels
•
Verticale leidingen moeten tussen de haakjes gelijk verdeeld zijn met een maximale afstand van 2
meter
•
In geval van een schoorsteenschacht, identificeer eerst de luchtinlaat. Het uiteinde van de
luchtinlaatpijp moet minstens 0,5 meter boven de as zijn. Het laatste onderdeel voordat u de schacht
40