10.
10. Controleer de afgedrukte rasters
Voor elk veld voert u het nummer in van het raster met de minst duidelijke strepen of lijnen van alle
afgedrukte rasters.
U kunt nummers ook automatisch in de velden invoeren door op het relevante raster in het
voorbeeldvenster te klikken.
Na het invullen klikt u op OK.
Opmerking
• Als de rasters niet gelijkmatig zijn, selecteert u het raster met de minst duidelijke horizontale
strepen.
(A) Minder duidelijke horizontale strepen
(B) Duidelijkere horizontale strepen
• Als de rasters niet gelijkmatig zijn, selecteert u het raster met de minst duidelijke verticale
strepen.
(A) Minder duidelijke verticale strepen
(B) Duidelijkere verticale strepen
11. Voltooi de aanpassing van de koppositie.
11.
Klik op OK.
De aanpassing van de koppositie is voltooid.
305