Kalibratie van de diaLog regelaar DACb
15.1.9
Temperatuur kalibreren
114
7.
De geleidbaarheids-kalibratie-oplossing opwarmen terwijl de
geleidbaarheidssensor zich in de geleidbaarheids-kalibratie-
oplossing bevindt met minimaal 10 °C, 15 °C is nog beter.
[Stabiliteit] verplaatst nu naar rechts.
ð De balk
[laag] weergegeven, moet de procedure met een
Wordt
1 ... 2 °C hogere temperatuur worden herhaald; wordt
[laag] weergegeven, is de sensor defect. Bij
nog steeds
[goed] en [zeer goed] verder gaan met
8.
Het resultaat van de kalibratie overnemen door te drukken op
de
-toets.
ð De regelaar toont weer het kalibratiemenu en werkt met
de resultaten van de kalibratie.
Foutieve kalibratie
Ligt het resultaat van de kalibratie buiten
de vastgestelde tolerantiegrenzen, ver‐
schijnt een foutmelding. In dat geval
wordt de actuele kalibratie niet geaccep‐
teerd.
Controleer de voorwaarden voor de kali‐
bratie en verhelp de fout. Herhaal daarna
de kalibratie.
Meet- en regelgedrag van de regelaar tijdens de
kalibratie
Tijdens de kalibratie: De insteluitgangen worden
gedeactiveerd. Uitzondering: wanneer een basis‐
charge of een handmatige instelbare variabele is
ingesteld. Deze blijft actief. De meetwaarde-uit‐
gang [Normsignaaluitgang mA] wordt bevroren,
volgens de instellingen in het menu mA-uitgang.
Bij een succesvolle kalibratie / controle worden alle
foutcontroles die betrekking hebben op de meet‐
waarde, weer gestart. De regelaar slaat bij een
succesvolle kalibratie de bepaalde gegevens voor
nulpunt en steilheid op.
Eventueel is hierbij een handmeetapparaat voor de meetgrootheid
temperatuur nodig. Dit handmeetapparaat moet nauwkeurig
genoeg meten en weergeven, om een succesvolle kalibratie te
waarborgen.
1.
Druk bij de basisweergave op de
2.
Ga verder met
3.
Volg de instructies op het display van de regelaar en voer de
kalibratie uit.
4.
Ga verder met
5.
Ga verder met
om de waarde aan te passen of ga verder
met
om verder te gaan met de kalibratie
.
-toets.