6 In bedrijf nemen met de display- en bedieningsmodule
Stroomuitgang modus
Stroomuitgang min./max.
Alarm externe straling
Relais
38
In dit menupunt kunt u de karakteristiek van de sensor en het gedrag
bij een storing vastleggen.
In dit menupunt kunt u het gedrag van de stroomuitgang definiëren.
U kunt daarbij de stroom bij minimaal niveau en bij maximaal niveau
afzonderlijk vastleggen.
De straling van externe stralingsbronnen kan het meetresultaat van
de sensor vervalsen.
Mogelijke externe stralingsbronnen kunnen bijvoorbeeld een lasnaad-
beproeving aan een naastgelegen installatie of andere radiometri-
sche instrumenten zijn.
Een extern stralingsalarm wordt gegeven, wanneer de impulsen (ct/s)
meer dan 25% boven de maximale waarde uit de lineariseringstabel
liggen.
Deze foutmelding wordt alleen gedurende de verhoogde externe
straling gegeven. Daarna wordt de foutmelding automatisch weer
teruggezet.
In dit menupunt kunt u het gedrag van de sensor bij het optreden van
externe stralingsbronnen bepalen.
U kunt kiezen, of de sensor bij aanwezige externe straling een modu-
lerende stroom (dithering) of de instelde storingsstroom uitstuurt.
Bij een modulerende meetstroom (dithering) wordt de laatste geldige
stroomwaarde vastgehouden en de stroomuitgang moduleert een
blokspanning ±1 mA rondom deze waarde.
In dit menupunt kunt u de relaisuitgang activeren en de functie en de
schakelpunten daarvan instellen.
Wanneer het uitsturen van de proceswaarde is ingesteld, kunt u
kiezen tussen overvulbeveiliging of droogloopbeveiliging.
De relaisuitgangen van de sensor reageren overeenkomstig.
FIBERTRAC 32 • Vierdraads 4 ... 20 mA/HART