BELANGRIJK!
• Gebruik uw computer nooit om beeldbestanden die
opgeslagen zijn in het ingebouwde geheugen van de
camera of op de geheugenkaart te bewerken, te wissen, te
verplaatsen of een nieuwe naam te geven. Dit kan namelijk
problemen veroorzaken bij de beeldbeheerdata van de
camera waardoor het onmogelijk kan worden om beelden
op de camera weer te geven en tevens kan dit de
resterende geheugencapaciteit drastisch wijzigen.
Wanneer u een beeld wilt wijzigen, wissen, verplaatsen of
er een nieuwe naam aan wilt geven, doe dit dan alleen bij
beelden die opgeslagen zijn op uw computer.
• Verbreek de aansluiting van de USB kabel nooit en voer
geen bewerkingen uit bij de camera tijdens het bekijken of
opslaan van beelden. Hierdoor kunnen de data beschadigd
raken.
■
Sluit de camera aan op uw computer.
Windows Vista/XP/98SE/98 gebruikers
Op de [ON/OFF] (aan/uit) toets van de camera drukken.
Controleer dat de bedrijfsindicator van de camera niet groen
oplicht en verbreek de aansluiting tussen de camera en de
computer.
Windows 2000/Me gebruikers
Klik op kaartonderhoud in de taaklade op het beeldscherm van
uw computer en schakel het stationsnummer uit dat toegewezen
is aan de camera. Verbreek vervolgens de aansluiting van de
USB kabel van de camera en schakel de camera uit.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN
220
COMPUTER