Probleem
De machine gaat niet voor- of achteruit.
De machine kruipt voor- of achteruit in de
neutraalstand.
Het hydraulische systeem maakt
overmatig veel lawaai.
De machine werkt eerst naar behoren,
maar verliest dan vermogen.
De rotoren trillen buitensporig.
Mogelijke oorzaak
1. De parkeerrem is in werking gesteld.
2. Het vloeistofpeil is te laag.
3. Het reservoir is gevuld met de
verkeerde vloeistof.
4. Het overbrengingsmechanisme van
het rijpedaal is beschadigd.
5. De transmissiepomp is beschadigd.
6. Het omloopventiel van de transmissie
is open.
7. Een aandrijfkoppeling is kapot.
1. De vrijstand van de transmissie is
onjuist afgesteld.
1. Er werkt een pomp niet goed.
2. Een van de motoren werkt niet goed.
3. Er lekt lucht in het systeem.
4. Er is een aanzuigkorf verstopt of
beschadigd.
5. De vloeistof heeft een te hoge
viscositeit als gevolg van koude
weersomstandigheden.
6. De ontlastklep is te laag ingesteld.
7. Het peil van de hydraulische vloeistof
is te laag.
1. Een pomp of motor is versleten.
2. Het peil van de hydraulische vloeistof
is te laag.
3. De vloeistof in het hydraulische
systeem heeft de verkeerde viscositeit.
4. Het vloeistoffilterelement is
geblokkeerd.
5. De drukontlastklep werkt niet goed.
6. Het systeem raakt oververhit.
7. De zuigslang lekt.
1. De messen zitten los, ontbreken,
zijn versleten of beschadigd.
Tegenoverliggende messen moeten
hetzelfde gewicht hebben.
2. De lagers van de rotor zijn versleten.
68
Remedie
1. Zet de parkeerrem vrij.
2. Vul het reservoir tot het vereiste peil.
3. Laat het reservoir leeglopen en vul met
de juiste vloeistof.
4. Controleer het overbrengingsmecha-
nisme en vervang beschadigde of
versleten onderdelen.
5. Laat de transmissiepomp reviseren
door uw erkende distributeur.
6. Sluit het omloopventiel.
7. Aandrijfkoppeling vervangen.
1. Vrijstand van transmissie afstellen.
1. Onderzoek welke pomp lawaai
maakt. Vervang de pomp of voer een
onderhoudsbeurt uit.
2. Onderzoek welke motor lawaai
maakt. Vervang de motor of voer een
onderhoudsbeurt uit.
3. Hydraulische aansluitingen, in het
bijzonder in de aanzuigleidingen,
vastzetten of vervangen.
4. Aanzuigkorf reinigen en terugplaatsen
of indien nodig vervangen.
5. Systeem warm laten worden.
6. De ontlastklep laten nakijken. Neem
contact op met uw erkende distributeur.
7. Reservoir van hydraulische vloeistof
bijvullen tot het vereiste peil.
1. Vervang de onderdelen indien dit nodig
is.
2. Tank van hydraulische vloeistof
bijvullen tot het vereiste peil
3. Vervang de vloeistof in de hydraulische
tank door vloeistof met de juiste
viscositeit; raadpleeg het hoofdstuk
Specificaties.
4. Filterelement vervangen.
5. Laat ontlastklep reinigen en druk
controleren. Neem contact op met uw
erkende distributeur.
6. Afstelling van contact tussen snijplaat
en messenkooi controleren. Verklein
de belasting (kies een hogere
maaistand of verlaag de rijsnelheid).
7. Aansluitingen controleren en
vastzetten. Slang vervangen indien dit
nodig is.
1. Slijp of vervang de maaimessen.
2. Vervang de lagers indien dit nodig is.