Problemen, oorzaak en remedie
Probleem
Er bevinden zich stukken ongemaaid gras
bij het punt van overlapping tussen de
maai-eenheden.
Er zijn over de volle breedte ribbels in het
maairesultaat dwars op de rijrichting.
Er zijn ribbels in het gemaaide gras, dwars
op de rijrichting over de maaibreedte van
1 maai-eenheid.
De maaihoogte is ongelijk op het punt van
overlap tussen maai-eenheden.
Er zijn enkele stukken gras niet of slecht
gemaaid.
Er zijn strepen van niet of slecht gemaaid
gras in de rijrichting.
Het gras wordt gescalpeerd.
Mogelijke oorzaak
1. U draait te scherp.
2. De machine glijdt opzij bij het dwars
over een helling rijden.
3. Eén kant van de maai-eenheid maakt
geen contact met de grond door slecht
geleide slangen of fout aangebrachte
hydraulische adapters.
4. Eén kant van de maai-eenheid maakt
geen contact met de grond omdat er
een draaipen vastzit.
5. Eén kant van de maai-eenheid maakt
geen contact met de grond doordat
gras zich onder de maai-eenheid heeft
opgestapeld.
1. U rijdt te snel.
2. De snelheid van de rotor is te laag.
3. De maaihoogte is te klein.
1. Een rotor gaat te langzaam.
1. Ongelijke instelling van de maaihoogte
op 1 maai-eenheid.
2. De omhoog-/omlaagbediening staat
niet in de zweefstand.
3. Eén kant van de maai-eenheid maakt
geen contact met de grond door slecht
geleide slangen of fout aangebrachte
hydraulische adapters.
4. Eén kant van de maai-eenheid maakt
geen contact met de grond omdat er
draaipennen vastzitten
5. Eén kant van de maai-eenheid maakt
geen contact met de grond doordat
gras zich onder de maai-eenheid heeft
opgestapeld.
1. Een mes zit vast.
2. Een mes is beschadigd.
3. De maaihoogte is te groot.
4. De snijranden van de messen zijn bot.
1. De messen raken de grond.
2. De maai-eenheid is met de neus
omlaag gericht.
3. De maai-eenheden stuiteren op en
neer.
4. Bepaalde rotorlagers/scharnieren van
lagerbehuizingen zijn versleten.
5. Er zitten onderdelen in de
maai-eenheid los.
1. De grond is te oneffen voor de
maaihoogte-instelling.
2. De maaihoogte is te klein.
66
Remedie
1. Maak een bredere bocht.
2. Hellingopwaarts/hellingafwaarts
maaien.
3. Leid de slangen op de juiste manier
of corrigeer de locatie van de
hydraulische adapters.
4. Zet de scharnierpennen los en smeer
ze.
5. Verwijder het opgehoopte gras.
1. Voorwaartse snelheid verminderen.
2. Motorsnelheid verhogen.
3. Vergroot de maaihoogte.
1. Controleer de snelheid van de rotor;
neem contact op met uw erkende
distributeur.
1. Maaihoogte-instelling controleren en
afstellen.
2. Zet de bediening in de zweefstand.
3. Leid de slangen op de juiste manier
en corrigeer de locatie van de
hydraulische adapters.
4. Zet de scharnierpennen los en smeer
ze.
5. Verwijder het opgehoopte gras.
1. Maak het mes los.
2. Vervang het mes.
3. Verklein de maaihoogte.
4. De messen vervangen of slijpen.
1. Vergroot de maaihoogte.
2. Stel de maai-eenheid zo af dat ze
parallel met de grond is.
3. Rij trager vooruit en verlaag de
gewichtoverbrenging.
4. Vervang versleten onderdelen.
5. Controleer de onderdelen en zet deze
vast indien nodig.
1. Vergroot de maaihoogte.
2. Vergroot de maaihoogte.