De transmissieregelkabel
en het bedieningsmecha-
nisme controleren
Onderhoudsinterval: Om de 250 bedrijfsuren
Controleer de conditie en de bescherming van de
kabel en het bedieningsmechanisme bij de rijpedalen
en de uiteinden van de transmissiepomp.
•
Verwijder aangekoekt vuil, gruis en ander puin.
•
Zorg ervoor dat de kogelverbindingen stevig
vastzitten en controleer of de bevestigingsbeugels
en kabelgeleiders goed zijn bevestigd en geen
scheuren vertonen.
•
Controleer de eindsluitingen op slijtage, corrosie of
kapotte veren en vervang deze indien dit nodig is.
•
Controleer of de rubberen afdichtingen correct op
hun plaats zitten en in goede staat verkeren.
•
Controleer of de scharnierende moffen die
de binnenkabel ondersteunen, in goede staat
verkeren en stevig vastzitten aan de buitenkabel
bij de krimpverbindingen. Indien ze beginnen te
scheuren of los te raken, moet u direct een nieuwe
kabel monteren.
•
Controleer of de moffen, de stangen en de
binnenkabel zijn verbogen, geknikt of op een
andere manier zijn beschadigd. Als u schade ziet,
monteer dan meteen een nieuwe kabel.
•
Zet de motor af, beweeg de pedalen door hun hele
bereik en controleer of het mechanisme soepel en
onbelemmerd in de vrijstand komt zonder dat het
blijft vastzitten of hangen.
Figuur 62
1. Beschermingskap
2. Rubberen afdichting
g014571
3. Huls
4. Uiteinde van stang
Toespoor achterwiel
controleren
Onderhoudsinterval: Om de 1000 bedrijfsu-
ren—Controleer het toespoor van
de achterwielen.
1.
Draai het stuurwiel om de achterwielen recht
naar voren te laten wijzen.
2.
Draai de contramoeren aan de uiteinden van de
trommel van de tractiestang los
Opmerking:
met de groef op de buitenkant heeft een linkse
draad.
1. Contramoer
2. Trekstang
3.
Om de wielen te draaien, draait u de trekstang
door een steeksleutel op de inkeping te zetten
(Figuur
63).
4.
Meet de afstand tussen de voorkant van de
achterwielen en tussen de achterkant van de
achterwielen op ashoogte.
Opmerking:
is, dient u 6 mm of minder te meten tussen de
voorkant van de wielen en tussen de achterkant
van de wielen.
5.
Herhaal stap
3
voorkant en de achterkant 6 mm of minder is.
6.
Draai de contramoer aan elk uiteinde van de
trekstang vast
52
(Figuur
Het uiteinde van de trekstang
Figuur 63
3. Inkeping voor steeksleutel
Wanneer de wieluitlijning correct
en
4
tot het verschil tussen
(Figuur
63).
63).
g004136