5.9 Diodetest (SLIMME modus)
Waarschuwing: Voer geen diodemetingen uit voordat u de voeding van de condensatoren en
andere te testen apparaten hebt verwijderd. Risico op letsel aan personen.
1.
Wanneer nog niet geselecteerd, kies de SLIMME diodetestmodus in het
programmamenu (Zie sectie 5.10.2).
2.
Stel de functieschakelaar in op de diodepositie
3.
Breng de zwarte sondekabel in de negatieve COM-aansluitklem en de rode
sondekabel in de positieve Ω-aansluitklem.
4.
Gebruik de MODE knop om de diodetestfunctie te selecteren. De diode-indicator
wordt weergegeven.
5.
Plaats de uiteinden van de sonde op de te testen diode of halfgeleiderovergang.
6.
Als de meting zich tussen ± 0,40 en +0,80 V bevindt, is het component goed; Als BAD
of O.L wordt weergegeven, geeft dit een defect component aan.
In de SLIMME Diodemodus controleert de CM174 diodes met behulp van een wisselend
testsignaal dat door de diode in beide richtingen wordt gestuurd. Dit stelt de gebruiker in staat
om de diode te controleren zonder de polariteit handmatig te moeten omkeren. Het display van
de meter geeft ± 0,4 ~ 0,7 V voor een goede diode, BAD voor een kortgesloten diode en O.L
voor een open diode weer. Zie onderstaande Fig. 5,7:
FLIR CM174 GEBRUIKERSHANDLEIDING
Figuur 5.7 Diodetest in de SLIMME modus
.
Document Identifier: CM174-nl-NL_AB
23