5.5 Weerstandsmetingen
Waarschuwing: Voer geen weerstandsmetingen uit voordat u de voeding van de weerstanden
en andere te testen apparaten hebt verwijderd. Risico op letsel aan personen.
1.
Stel de functieschakelaar in op de positie
2.
Gebruik de MODE knop om de weerstandsmodus te selecteren (continuïteitssymbool
moet UIT zijn).
3.
Breng de zwarte sondekabel in de negatieve COM-aansluitklem en de rode sondekabel in
de positieve
4.
Plaats de uiteinden van de sonde op het te testen circuit of component.
5.
Lees de waarde van de weerstand af op het display.
5.6 Continuïteitstest
Waarschuwing: Voer geen continuïteitsmetingen uit voordat u de voeding van het component,
circuit of andere te testen apparaat hebt verwijderd. Risico op letsel aan personen.
1.
Stel de functieschakelaar in op de positie
2.
Breng de zwarte sondekabel in de negatieve COM-aansluitklem en de rode sondekabel in
de positieve Ω-aansluitklem. Zie Fig. 5-5 voor een aansluitvoorbeeld.
3.
Gebruik de MODE knop om de continuïteitsmeting te selecteren. De
weergegeven.
4.
Plaats de uiteinden van de sonde op het te testen circuit of component.
5.
De meter piept als de weerstand lager dan 30 Ω is.
FLIR CM174 GEBRUIKERSHANDLEIDING
Ω
-aansluitklem.
Figuur 5.5 Weerstands- en continuïteitsmetingen
.
.
Document Identifier: CM174-nl-NL_AB
20
indicator wordt