4. Bij toepassing van gesloten toestel: Monteer op de
aanzuigopening van de ventilator de ventilatorbocht en
maak de aansluiting naar de luchttoevoerleiding Ø 80
(fig. 4).
5. Draai de wartels van de verschillende aansluitpunten
van het toestel op de nippels van het aansluitframe met
een passende sleutel vast. De aansluitnippels van het
frame alsmede 5 schuifclips zijn los meegeleverd in de
verpakking van het frame. Voor montage hiervan zie
pagina 3 rechtsonder + fig. 5.
B. Geveldoorvoer bij gesloten toestel
1. Neem het toestel uit de doos.
2. Controleer of de pakking, die om de verbrandingsgas-
afvoer van het toestel is gemonteerd, goed zit en ver-
wijder de afdichtingsstoppen uit de aansluitleidingen.
Let op: Er kan vuil water uit het toestel lopen.
3. Schuif de aluminium tussenring op de pijpmond van de
geveldoorvoerset (zie fig. 7).
4. Hang het toestel met de, aan de achterbovenzijde
gemonteerde ophanghaken, in de twee binnenste
sleuven in het ophangframe.Houd het toestel hierbij
iets schuin naar achter.
5. Laat, na het inhaken, het toestel voorzichtig tegen het
frame zakken.
6. Controleer of de pakkingring, rond de verbrandings-
gasafvoer van het toestel, goed op zijn plaats is blijven
zitten en of de tussenring goed op de flensmond van
de ventilator zit.
7. Draai de wartels van de aansluitpunten van het toestel
op de nippels van de aansluitstrip met een passende
sleutel vast. De aansluitnippels van het frame alsmede
5 schuifclips zijn los meegeleverd in de verpakking van
het frame. Voor montage hiervan zie pagina 3 rechts-
onder + fig. 5.
C. Dubbelpijps aansluitstuk
In plaats van de geveldoorvoerset kan ook gebruik
gemaakt worden van het dubbelpijps aansluitstuk, zie
fig. 8. Zodoende kan men met 2 pijpen Ø 80 mm recht-
streeks aan de achterzijde het toestel verlaten.
De montage van dit dubbelpijps aansluitstuk geschiedt op
dezelfde manier als de gevel doorvoerset. Ook de alumi-
nium tussenring voor aansluiting op de ventilator niet
vergeten (zie fig. 8).
Werkdruk
De ketel is bestemd voor een gesloten installatie met een
minimale overdruk van 0,8 bar (inschakelpunt waterge-
brek-beveiliging) en een maximale overdruk van 3 bar.
Het overstortventiel, 3 bar, is reeds ingebouwd op de
retourleiding.De waterdruk in de installatie moet
minimaal 1,5 bar zijn. (in koude toestand)
Aftappen
Voor het aftappen de elektriciteit uitschakelen en de gas-
kraan dicht draaien. De ketel en de warmwater bereider
moeten worden afgetapt via het aftappunt in de installatie.
Thermostatische radiatorkranen
Bij toepassing hiervan is het noodzakelijk een kortsluit-
leiding aan te brengen die een flow van minstens 500 l/h
over de ketel verzorgt.
Leveranciers van thermostatische radiatorkranen kunnen
hierover informatie geven.
Fig. 7 Ophangframe met geveldoorvoerset
Fig. 8 Ophangframe met dubbelpijps aansluiting
Ø 80
170
Ø 80
5