Fig. 29A Demontage voorste schaaldeel ventilator
Beveiliging tegen niet sluiten van de gasklep
Uit het bovenstaande blijkt dat de pomp door kan draaien
na beëindiging van de warmtevraag. Wanneer dit het
geval is, zal de pomp eerst gedurende 40 sec. na beëin-
diging doordraaien, waarna de pomp gedurende 20 sec.
wordt gestopt. Na deze 20 sec. gaat de pomp weer
draaien, de pomp stopt indien de cv-aanvoertemperatuur
beneden de 40°C respectievelijk 90°C daalt. Het geduren-
de 20 sec. stoppen van de pomp wordt gebruikt als
beveiliging tegen het eventueel niet sluiten van de gas-
klep. Mocht deze situatie optreden, dan zal gedurende de
stilstandstijd van de pomp de temperatuur in de warmte-
wisselaar boven de waarde van de maximaalthermostaat
uitkomen als gevolg waarvan deze zal uitschakelen.
Het thermokoppel circuit wordt nu verbroken en de hoofd-
gasklep gesloten. Hierdoor wordt de gastoevoer naar het
toestel volledig afgesloten.
Pompschakelaar
Het toestel is voorzien van een elektronische pomp-scha-
kelaar welke er voor zorgt dat de pomp van het toestel
iedere 24 uur gedurende 2 min. ingeschakeld wordt.
Het tijdstip van inschakelen wordt bepaald door het tijd-
stip waarop de 230 V≈ voedingsspanning ingeschakeld
wordt. (stekker in het stopcontact)
Op het moment dat de spanning ingeschakeld wordt zal
de pomp gaan draaien, waarna iedere 24 uur op datzelf-
de tijdstip de pomp zal gaan draaien. Indien gedurende
deze voornoemde 24 uur de pomp reeds gedraaid heeft
door warmtevraag tap of cv, zal de pomp in deze 24 uur
niet meer gaan draaien.
Vorstbeveiliging
Naast de bovengenoemde acties wordt de elektronische
temperatuurregeling ook gebruikt om het toestel te bevei-
ligen tegen vorst. Indien de temperatuur van het cv-water
ter plaatse van de NTC-sensor beneden de 7°C daalt zal
de pomp gaan draaien.
Door de restwarmte in de woning en het gegeven dat
stromend water moeilijker bevriest dan stilstaand water,
wordt hiermee onder normale omstandigheden voldoende
beveiliging geboden tegen bevriezing van het toestel.
In die gevallen waarbij het toestel en/of installatie aan
extreem koude temperaturen kan worden blootgesteld,
adviseren wij om een vorstthermostaat te plaatsen in de
meest kritische ruimte en deze elektrisch parallel aan te
sluiten aan de kamerthermostaat.
demonteer aangegeven schroeven,
voorzijde losnemen inklusief
elektrisch gedeelte en schoepenrad.
Fig. 29B
Positie siliconenslangetjes luchtdrukschakelaar
Pomp continu schakelaar
Het is mogelijk om de pomp continu te laten draaien.
Hiertoe moet dipswitch 1 in de ON positie gezet worden.
Zie fig. 20B4 en 20C1.
Ventilator
De ventilator wordt in ruststand intermitterend aange-
stuurd op 65 V≈. De ventilator schakelt 1,5 sec. in en
2,5 sec. uit. Het is mogelijk de ventilator continu op 65 V≈
te laten draaien. Hiertoe moet dipswitch 2 in de ON positie
gezet worden. Zie fig. 20B4 + 20C2.
INBEDRIJFSTELLING
Open de toestel-gaskraan.
Gasleiding ontluchten via voordruk meetnippel
(fig.20A 4).
Gasleidingen en ook het gasregelblok controleren op
dichtheid. Dit mag alleen gebeuren met een druk van
maximaal 150 mbar.
Stel de ketelthermostaat in op een lage temperatuur.
De aansteekknop op het gasregelblok stevig indrukken
en ingedrukt houden. Met de andere hand de piëzo
ontsteker enkele malen indrukken.
let op de juiste positie
van de siliconenslangetjes
op de luchtdrukschakelaar.
17