Condensatie in de verbrandingsgasfvoerleidingen
Afhankelijk van de uitvoering van de afvoer, kan er
condensvorming ontstaan.
De onderstaande tabel geeft aan: de maximaal toelaatbare
afvoerlengte inclusief uitmonding, uitgaande van -10˚C
aangezogen buitenlucht en +10˚C omgevingstemperatuur
rondom de afvoerleiding.
Pijp diameter
enkelwandig aluminium
geïsoleerd met 25 mm
steenwol of glaswol
* vanaf 4 meter condensopvang plaatsen
LET OP:
De concentrische uitmondingen
dienen voorzien te zijn van een dubbelwandige
afvoerpijp. In verband met het warmte-uitwisselend
vermogen van een dergelijke uitmonding geldt
hiervoor een kleinere maximaal toelaatbare
afvoerlengte (zie tabel).
Bij toepassing van een zogenaamde verzamelkap, zie
fig. 15 dient de verbrandingsgasafvoerleiding in de kap
dubbelwandig te zijn uitgevoerd.
De in de tabel opgenomen lengtes zijn de maximale
lengtes, gebaseerd op condensvorming en staan los
van de berekening van de weerstand, die overwonnen
moet worden.
Indien de omgevingstemperatuur van de afvoerleiding
lager is dan +10˚C dan moet deze leiding ten alle tijde
worden geïsoleerd danwel voorzien worden van een
condensafvoer.
Bij toepassing van afvoerleidingen met een diameter
groter of gelijk aan Ø 90 mm, moet een condensafvoer
worden aangebracht.
Bij overschrijding van de maximaal toelaatbare codensa-
tievrije afvoerlengte, moet een condensafvoer gemonteerd
worden. Fig. 10 geeft hiervan een voorbeeld. De afvoerlei-
ding moet altijd op afschot naar de condensafvoer gemon-
teerd worden. Let op het in elkaar schuiven van de pijpen
in verband met aflopen van het condenswater.
In de praktijk zal het bovenstaande er over het algemeen
toe leiden, dat de afvoerleiding ongeïsoleerd kan blijven
in de volgende situaties:
Ketel op de bovenste verdieping bij toepassing van
een concentrische dakdoorvoer.
De ketels op de 2 bovenste verdiepingen van een
hoogbouw, aangesloten op een zgn. verzamelkap.
Uitwendige condensatie luchttoevoerleidingen
Wanneer een luchttoevoerleiding door ruimtes met een
hogere temperatuur dan de luchttoevoer loopt, dan kan
uitwendige condensatie van deze leiding optreden.
Ter voorkoming hiervan dient deze leiding te worden
geïsoleerd.
8
Ø 80
concentrische
mm
uitmonding
6 m
4,5 m *
20 m
10 m
- -
(zie fig. 9),
verticale condensafvoer
horizontale
condensafvoer
Fig. 10 Voorbeeld van condensafvoeren
max. 115
75
dubbelwandig
detail
Fig. 11 Voorbeeld van een gecombineerde
muurdoorvoer
max.
1200 mm