STORINGSWIJZER:
Uw toestel is voorzien van een elektronische regeling
welke het mogelijk maakt om de bedrijfstoestand van het
toestel af te lezen, dan wel storingen te signaleren welke
zich in het toestel voordoen volgens onderstaande lijst.
0
= Rust
(
= CV-vraag
t
= Tap-vraag
b
= Boilervraag (alleen voor 23.28W met boiler)
P
= Pompcontinu
F
= Pomp ingeschakeld op 7°C contact
C.
= Regelstop: temperatuur cv-water hoger dan
ingestelde waarde
t. .
= Regelstop: taptemperatuur hoger dan 70°C
n
= Regelstop: temperatuur cv-water tijdens
tappen hoger dan 95°C
n
= Nadraaien na cv-vraag
n.
= Pompstilstand tijdens nadraaien of na reset
van het toestel (20 sec.)
n. .
= Nadraaien na tap-vraag
= _
= Wachttijd na tap-vraag (2 min.)
-
= Inschakelen pompschakelaar 1x per 24 uur
. .
*)
= knipperende punt
Er kunnen zich in het toestel ook nog andere storingen
voordoen, die niet op het display getoond kunnen worden.
Hieronder volgt een overzicht van mogelijke storingen.
1. Installatie blijft koud:
Kamerthermostaat is defect, staat te laag of niet goed
afgesteld. Anticipatie weerstand niet op de juiste
waarde in gesteld (0,2 A).
Pomp (condensator) defect / krijgt geen spanning.
Er zit lucht in de installatie : ontluchten.
De waakvlam brandt niet : zie punt 2 hieronder.
Alle radiatoren zijn dichtgedraaid.
Driewegklep defect.
Microschakelaar van driewegklep defect.
De hoofdbrander brandt niet of kort (zie de punten 3
en 4 hieronder)
Er staat geen spanning op de installatie (steker uit
stopcontact of zekering defect).
De toestelzekering en de reservezekering bevinden
zich in de aansluitkast (fig. 31 + 32).
DE ZEKERING ZIT IN HET 230 V-CIRCUIT DUS DE
ELEKTRICITEIT UITSCHAKELEN.
Niet vergeten een nieuwe zekering te kopen 160 mAT.
2. Waakvlam brandt niet/blijft niet branden.
Thermokoppel of magneetspoel in gasblok defect.
De toestelgaskraan staat nog dicht.
Gasleiding of zeef verstopt of afgekneld.
Waakvlam te laag afgesteld.
Er zit nog lucht in de gasleiding (als de installatie lange
tijd buiten gebruik is geweest). De aansteekknop enige
minuten ingedrukt houden.
Ventilator draait niet in laagstand.
*)
*)
Knipperend: afwisselend foutsignalering en bedrijf-
stoestand waarin fout is opgetreden
Waterdrukschakelaar geopend
1
= Bij tap toestel tevens: 0-stand 3-wegklep
niet gemaakt (C-NC microswitch zie fig. 28)
2
= Luchtdrukschakelaar niet in ruststand
3
= Niet inschakelen luchtdrukschakelaar
(na 120 sec,)
4
= CV-temperatuursensor NTC defect
5
= TAP-temperatuursensor NTC defect
6
= Gasklep defect
8
= Interne fout
9
= Dipswitch 3 niet in juiste stand (Fig. 20C)
A
= Gasklepbesturingscircuit fout
E
= Pompbesturingscircuit fout
L
= Uitschakelen luchtdrukschakelaar tijdens bedrijf
Indien de luchtdrukschakelaar tijdens bedrijf meer
dan 3x uitgeschakeld is geweest, toont het display
0.
tijdens rust:
Laat het rookgas afvoersysteem controleren.
Opmerking: de indicatie
slechte warmteoverdracht in de tapwaterbereider. *)
Oorzaken:
- Vervuilde warmwaterbereider
- Onvoldoende cv-water stroming.
- Slecht contact NTC-sensor op warmwaterleiding.
Aansluitingen van thermokoppel of splitwire aan het
gasblok maken slecht contact.
Maximaalthermostaat is defect of in werking getreden,
omdat het toestel oververhit is geweest (dit herstelt
zich nadat het toestel is afgekoeld).
3. Hoofdbrander brandt niet.
De kamerthermostaat staat te laag.
Er staat geen spanning op de installatie.
CV-water temperatuur instelling te laag.
4. Hoofdbrander brandt kort:
Pomp draait niet of op te lage snelheid.
Alle radiatoren zijn dichtgedraaid.
CV-watertemperatuur instelling te laag.
5. Tapwater temperatuur te laag:
Taphoeveelheid te groot.
Kalk in tapwaterbereider.
6. Onvoldoende tapwater:
Doseerventiel vervuild, schoonmaken. zie fig. 23
Kalk in tapwaterbereider.
Perlators in kranen vervuild.
Filter voor waterwisselklep vervuild. zie fig. 23.
Onvoldoende of te lage aanvoerdruk in koudwater-
leiding.
7. Lawaai:
Pompsnelheid te hoog; opnieuw instellen.
zie pompgrafiek (fig. 27).
Lucht in installatie; ontluchten.
De leidingen zitten niet spanningvrij.
P.
F.
of
of
t. .
duidt op een
19