SOORT
MATERIAAL
Etiketten
•
Om beschadigingen aan het apparaat te voorkomen,
gebruikt u bij voorkeur alleen etiketten voor gebruik in
laserprinters.
Bij de keuze van etiketten dient u rekening te houden
met de volgende factoren:
- Kleefstoffen: het kleefmiddel moet stabiel zijn bij
de fixeertemperatuur van het apparaat. Raadpleeg
de specificaties van uw apparaat voor de
fixeertemperatuur (zie pagina 94).
- Schikking: gebruik uitsluitend etiketvellen waarbij
tussen de etiketten het rugvel niet blootligt. Bij
etiketvellen met ruimte tussen de etiketten kunnen
de etiketten loskomen van de rugvel. Dit kan
ernstige papierstoringen tot gevolg hebben.
- Krul: voor het afdrukken moeten de etiketten plat
worden gelegd en mogen ze niet meer dan 13 mm
omkrullen.
- Toestand: gebruik geen etiketten die gekreukt zijn,
blaasjes vertonen of loskomen van het rugvel.
•
Let op dat er tussen de etiketten geen zelfklevend
materiaal blootligt. Blootliggende delen kunnen ertoe
leiden dat etiketten tijdens het afdrukken loskomen,
waardoor het papier kan vastlopen. Ook kunnen
hierdoor onderdelen van het apparaat beschadigd
raken.
•
Plaats geen gebruikte etiketvellen in het apparaat.
De klevende achterzijde mag slechts een keer door
het apparaat worden gevoerd.
•
Gebruik geen etiketten die loskomen van het rugvel,
blaasjes vertonen, gekreukt of anderszins beschadigd
zijn.
Kaarten of
•
Druk niet af op materialen die smaller zijn dan 76 mm
materiaal van
of langer dan 356 mm.
afwijkende
•
Stel de marges in de softwaretoepassing in op ten
grootte
minste 6,4 mm van de rand van het materiaal.
Voorbedrukt
•
Papier met briefhoofd moet bedrukt zijn met
papier
hittebestendige inkt die niet smelt, verdampt of
gevaarlijke stoffen afgeeft wanneer deze gedurende
0,1 seconde wordt blootgesteld aan
de fixeertemperatuur van de printer. Raadpleeg
de specificaties van uw apparaat voor
de fixeertemperatuur (zie pagina 94).
•
De inkt van het briefhoofd mag niet ontvlambaar zijn
en mag de printerrollen niet aantasten.
•
Formulieren en papier met briefhoofd moeten in een
vochtbestendige verpakking worden bewaard om
aantasting tijdens de opslagperiode te voorkomen.
•
Voordat u voorbedrukt papier plaatst, zoals
formulieren of briefpapier, moet u controleren of
de inkt op het papier droog is. Natte inkt kan tijdens
het fixeerproces loskomen van het voorbedrukte
papier en de afdrukkwaliteit verminderen.
RICHTLIJNEN
HET FORMAAT VAN HET PAPIER IN
DE PAPIERLADE WIJZIGEN
Als u extra lang papier, bijvoorbeeld van het formaat Legal, in de lade plaatst,
moet u de papiergeleiders aanpassen om de papierlade te verlengen.
1. Stel de papierlengtegeleider in op de gewenste papierlengte. Het is
vooraf ingesteld op Letter- of A4-formaat al naargelang het land.
2. Nadat u het papier in de lade hebt geplaatst, drukt u
de papierbreedtegeleider in zoals wordt weergegeven en beweegt u de
geleider naar de papierstapel tot deze juist de rand van de stapel lichtjes
raakt. Druk de geleider niet te hard tegen de rand van het papier. Hierdoor
zou het papier kunnen gaan buigen.
Wanneer u papier van legal-formaat gebruikt, moet u de lade verlengen.
3. Druk de groene handgreep aan achterzijde van de lade in en trek de
lade in de gewenste positie.
Originelen en afdrukmateriaal plaatsen
1
Ladeverlengingshandgreep
2
Papierlengtegeleider
3
Papierbreedtegeleider
29
|