Figuur 20
1. Vul-/controleplug
3. Verwijder de vul-/controleplug en controleer het
oliepeil.
Opmerking: Het oliepeil moet tot aan de opening
staan.
4. Als het vloeistofpeil te laag is, moet u bijvullen met de
voorgeschreven olie.
5. Monteer de vul-/controleplug.
Torsie van wielmoeren
controleren
Onderhoudsinterval: Na de eerste 2 bedrijfsuren
Na de eerste 10 bedrijfsuren
Om de 200 bedrijfsuren
WAARSCHUWING
Indien de wielmoeren niet steeds zijn aangedraaid
met de correcte torsie, kan dit leiden tot defecten
of verlies van het wiel, waardoor lichamelijk letsel
kan worden veroorzaakt.
De torsie van de moeren van de voorwielen en
achterwielen moet 109 tot 122 Nm bedragen. Haal
de moeren aan na 1 tot 4 bedrijfsuren en nog eens
na 10 bedrijfsuren. Haal de moeren daarna om de
200 bedrijfsuur aan.
Bandenspanning controleren
Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks
De luchtdruk in de voorbanden is 2,21 bar en in de
achterbanden 1,24 bar.
Controleer de bandenspanning regelmatig. Als de banden niet
op de juiste spanning zijn, zullen deze vroegtijdig slijten.
2. Aftapplug
Figuur 21 toont een voorbeeld van slijtage aan een band
veroorzaakt door een te lage bandenspanning.
1. Te lage bandenspanning
Figuur 22 toont een voorbeeld van slijtage aan een band
veroorzaakt door een te hoge bandenspanning.
1. Te hoge bandenspanning
Remvloeistofpeil controleren
Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dage-
lijks—Controleer het remvloeistofpeil.
(U moet het peil controleren voordat u
de motor voor de eerste keer start en
daarna om de 8 bedrijfsuren of dagelijks.)
Om de 1000 bedrijfsuren/Om de 2 jaar (houd hierbij
de kortste periode aan)—Ververs de remvloeistof.
Type remvloeistof: DOT 3-remvloeistof
Het remvloeistofreservoir bevindt zich onder het dashboard.
1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.
2. Het vloeistofpeil moet tot aan de Vol-streep op het
reservoir staan (Figuur 23).
25
Figuur 21
Figuur 22