Configuratie
Optie
CHANNEL (kanaal)
1–4
OUTPUT PERIOD
(uitgangsperiode)
SIGNAL HOLD TIME
(tijd signaal blokkeren)
SIGNAL FAULT
(signaalfout)
FAULT LEVEL
(storingsniveau
OUTPUT < 4mA
(uitgang < 4mA)
OUTPUT (uitgang)
1–35
Optie
CHANNEL (kanaal) 1–4
OUTPUT PERIOD
(uitgangsperiode)
60
Tabel 12 Instellingen stroommultiplexmodus
Beschrijving
Hiermee stelt u het resultaattype in dat wordt weergegeven op de 4-20 mA-uitgangen (kanalen
1-4). Opties: TOC, TIC, CZV, BZV of DW% (drinkwaterverwijdering %).
Opmerking: De instellingen CHANNEL (kanaal) # en OUTPUT (uitgang) # geven aan wat kanalen 2 t/m 4
weergeven. Zie de beschrijving van de optie OUTPUT (uitgang) voor meer informatie.
Hiermee stelt u de tijd in om een volledige reeks reactieresultaten (resultatenvolgorde) weer te
geven op de 4-20 mA-uitgangen plus de inactieve tijd voordat de volgende resultatenreeks begint
(standaard: 600 s).
Als er een nieuw resultaat beschikbaar is tijdens de inactieve periode, begint de resultatenreeks.
De inactieve periode is niet voltooid.
Als er een nieuw resultaat beschikbaar is voordat een resultatenreeks is voltooid, toont de analyser
het nieuwe resultaat en gaat de resultaatreeks verder.
Zorg ervoor dat OUTPUT PERIOD (uitgangsperiode) voldoende is om een resultatenreeks te
voltooien. Gebruik de volgende formules om de minimale OUTPUT PERIOD (uitgangsperiode)te
berekenen:
•
Stroommultiplexmodus-OUTPUT PERIOD (uitgangsperiode) = [2 x (SIGNAL HOLD TIME
(tijd signaal blokkeren)) + 1 seconde] x [aantal stromen]
•
Volledige multiplexmodus-OUTPUT PERIOD (uitgangsperiode) = {[2 x (SIGNAL HOLD
TIME (tijd signaal blokkeren)) + 1 seconde] x (aantal resultaattypen)]} x [aantal stromen]
Hiermee stelt u in hoe lang kanaal 1 een signaal vasthoudt voordat kanaal 1 naar 4 mA gaat
(wijzigingsniveau) of naar het volgende stroomidentificatieniveau (bijv. 6 mA = STREAM (stroom)
2). Standaard: 10 s
Wanneer de instellingSIGNAL HOLD TIME (tijd signaal blokkeren) 10 seconden is, houden
kanalen 2 t/m 4 hun signaal gedurende 20 seconden aan (2 x SIGNAL HOLD TIME (tijd signaal
blokkeren)).
Zie SIGNAL FAULT (signaalfout) in
Zie FAULT LEVEL (storingsniveau in
Zie OUTPUT < 4mA (uitgang < 4mA) in
Hiermee stelt u in wat wordt weergegeven op de 4-20 mA-uitgangen (kanalen 2 t/m 4 ), de
volledige schaalwaarde van elke 4-20 mA-uitgang en wanneer elke 4-20 mA-uitgang verandert.
Het resultaattype in de instelling OUTPUT (uitgang) (bijv. TOC) geeft het kanaal aan (kanaal 2 t/m
4 ) waarop het resultaat wordt weergegeven. Als bijvoorbeeld CHANNEL (kanaal) 3 is ingesteld op
TOC en de instelling OUTPUT (uitgang) 1 een resultaattype TOC heeft, wordt het resultaat in de
instelling OUTPUT (uitgang) 1 weergegeven op kanaal 3. Als OUTPUT (uitgang) 1 (uitgang 1) is
ingesteld op STREAM (stroom) 1 (stroom 1), TOC, 25 mgC/L en INST, wanneer het kanaal 1-
signaal STREAM (stroom) 1 (stroom 1) aangeeft, toont kanaal 3 het TOC-resultaat, waarbij
25 mgC/L wordt weergegeven als 20 mA.
Raadpleeg CHANNEL (kanaal) in
OUTPUT (uitgang)-instelling.
Tabel 13 Instellingen volledige multiplexmodus
Beschrijving
De instellingen van CHANNEL (kanaal) 1-4 kunnen niet worden gewijzigd.
Opmerking: De instellingen van OUTPUT (uitgang) # geven aan wat kanalen 3 en 4 weergeven.
Zie OUTPUT PERIOD (uitgangsperiode) in
Tabel
11.
Tabel
11.
Tabel
11.
Tabel 11
voor een beschrijving van de vier instellingen voor elke
Tabel
12.