10.1c Normale inschakeling
Wanneer een eenheid wordt ingeschakeld zonder dat de jumper is aangebracht zoals hierboven
beschreven, dan werkt de eenheid normaal. Wanneer de software wordt uitgevoerd, wordt
gezocht naar een 'key' van 4 bytes om te controleren of de code correct is ingesteld. Indien dit het
geval is, is dit niet de eerste keer dat de eenheid werd ingeschakeld en zal deze normaal blijven
functioneren.
10.1d Sleutelfout
Indien de sleutel van 4 bytes niet correct is, dan is de eenheid niet correct geïnitialiseerd volgens
de bovenstaande beschrijving. In deze toestand zal de software alle EEPROM's op 0xFF's zetten
en de correcte sleutel van 4 bytes instellen. Wat daarna gebeurt, is niet hetzelfde bij een HOST-
eenheid (FCA-285) als bij een eenheid in de ring (FCA-282, FD-208N of FCA-284)
Voor een FCA-285:
1. Dit is de installatie van een nieuw systeem. Zie sectie 9.3, Installeren van een nieuw systeem.
2. Dit is een vervang-FCA-285. Zie sectie 9.6, Een FCA-285 HOST-module vervangen.
Voor een eenheid in de ring:
1. De eenheid wordt toegevoegd aan de ring, d.w.z. een nieuwe eenheid. Zie sectie 9.4, Een
knooppunt toevoegen in de ring.
2. De eenheid is een vervanging van een defecte eenheid op de ring. Zie sectie 9.5, Een
bestaande eenheid in de ring vervangen.
10.2 Installeren van een nieuw systeem
Hierna volgt de procedure voor het initialiseren van een nieuw systeem. Wij gaan ervan uit dat alle
modules softwareversie 2.0 of hoger hebben.
1. Initialiseer alle EEPROM's in alle eenheden. Indien de eenheid rechtstreeks van de fabriek
komt, is deze reeds geïnitialiseerd. Voor meer informatie over de initialisatie van een eenheid,
zie sectie 10.1b op pagina 73.
2. Schakel alle modules uit.
3. Verbind alle eenheden in een glasvezelcommunicatielus.
4. Schakel alle modules in, behalve de HOST-module (FCA-285)
5. Schakel de HOST-eenheid in. Het systeem zal zichzelf automatisch inschakelen, waarbij
eenheid- en zonenummers worden toegekend aan de eenheden en de zones van het netwerk.
78