OPMERKING:
Wij raden aan dat de installateur van het netwerk de locatie en het type sensor voor elke zone
documenteert.
3.4 Systeemcontrole
Zodra het FSN in werking is en alle lampjes groen zijn, stimuleert u elke zone zodat een alarm
afgaat om te controleren of elke module werkt. Indien een relaisuitgangbord wordt gebruikt,
controleert u of het correct werd bekabeld door na te gaan of een alarmsituatie in elke zone correct
wordt weergegeven op het oproeppaneel of de juiste uitgang inschakelt.
Indien u emulatiesoftware gebruikt op een computerterminal, gebruikt u de ASCII-modus om de
volgende checklist uit te voeren:
1. Controleer of een alarmsituatie in elke zone gepaard gaat met het correcte bericht op het
scherm.
2. Test de tamper-schakelaars en storingsindicators op alle sensors die ermee zijn uitgerust
en controleer of de correcte berichten verschijnen op het computerscherm.
3. Ontkoppel de glasvezelkabel van een aantal FCA-modules en controleer of het systeem
een bericht "data failure" weergeeft.
4. Test of alle relaiscontactuitgangen op afstand (op FCA-284-modules) correct functioneren
wanneer u ze via de computer opent en sluit.
5. Test eventueel ook de installatiecommando's op afstand indien in het netwerk FD-
208N- of FCA-282-modules verbonden zijn met Fiber SenSys serie 200 glasvezel-
perimetersensors.
Het FSN zal alarm-, sabotage- en foutberichten van Fiber SenSys-perimetersensors herkennen
indien ze verbonden zijn met FD-208N/RN en FD-3xxFSN APU's of FCA-282-modules. Al deze
berichten worden getoond op het computerscherm. Sabotage, storing, fout of andere uitgangen
van sensors van andere fabrikanten kunnen worden verbonden met contacten van een FCA-
284-module. Ze zullen worden getoond als afzonderlijke zonealarmen op het computerscherm en
kunnen worden gebruikt om contacten in te schakelen op een relaisuitgangbord.
3.5 FSN-onderdelen resetten
Het is mogelijk dat de glasvezelring om een aantal redenen moet worden gereset. Een lusfout
die het gevolg is van een dubbel nummer in de lus of eenheidaantallen die niet gelijk zijn aan het
getelde aantal van de lus kunnen de aanleiding zijn voor een reset. Indien de FCA-285 gestart
werd, maar de eenheden niet correct onder spanning waren gebracht, dan is het mogelijk dat de
eenheden niet in de correcte volgorde werden genummerd.
3.5a Resetten van de FCA-285
Om de FCA-285 te resetten, onderbreekt u eerst de voeding van de eenheid. Dan verwijdert u het
deksel door alle schroeven en moeren los te maken aan beide kanten van de RS-232-poort. Zoek
de JP-2-jumper wanneer u het deksel hebt verwijderd. Leg de jumper over beide pennen en zet
de eenheid onder spanning. Let daarbij op of de het data-lampje eerst rood en dan groen knippert.
Wanneer het lampje groen knippert, is de eenheid gereset. Verwijder de jumper van de JP-2 en
plaats deze dan over één van de pennen en plaats het deksel terug. Bij het herstarten van de
FSN-ring moet u erop letten dat de andere eenheden in de ring zijn gereset en dat de FCA-285
als laatste onder spanning wordt gebracht (zie fi guur 3.5).
21