3. Draai de schroef op de klem van de spoorstang los
(Fig. 65). Draai de kogelverbinding verder of terug om
de lengte van de spoorstang aan te passen.
4. Plaats de kogelverbinding op de bevestigingsbeugel en
controleer het toespoor van het wiel.
5. Als de gewenste afstelling is bereikt, moet u de schroef
op de stangklem aandraaien en de kogelverbinding
vastzetten op de bevestigingsbeugel.
Toespoor achterwielen
afstellen
(uitsluitend modellen 30626 en 30630)
De achterwielen mogen geen spoorafwijking (inspoor of
uitspoor) hebben als ze correct zijn afgesteld. Om het
toespoor van de achterwielen af te stellen, moet u de
afstand hart-op-hart ter hoogte van de wielnaven aan de
voorzijde en achterzijde van de achterwielen meten.
Ingeval van inspoor of uitspoor moeten de wielen worden
afgesteld.
1. Draai het stuurwiel zodanig dat de achterwielen recht
naar voren wijzen.
2. Draai de contramoeren aan beide spoorstangen los. Stel
beide spoorstangen af totdat de afstand hart-op-hart aan
de voorzijde en achterzijde van de achterwielen gelijk is
(Fig. 66).
3. Als de achterwielen correct zijn afgesteld, draait u de
contramoeren vast tegen de spoorstangen.
1
ZELFDE
AFSTAND AAN
VOORKANT EN
ACHERKANT
VAN WIELEN
Figuur 66
1. Stuurplaat
De lagers van de achterwielen
afstellen
(uitsluitend modellen 30626 en 30630)
1. Krik de achterkant van de machine omhoog totdat de
wielen vrij komen van de grond. Gebruik kriksteunen of
plaats blokken om te voorkomen dat de machine per
ongeluk valt.
2. Verwijder de stofkap van het uiteinde van de wielas.
Verwijder ook de borgpen waarmee de moerzekering
vastzit (Fig. 67).
Figuur 67
1. Stof-cup
2. Borgpen
3. Moerzekering
3. Draai de contramoer (Fig. 67) vast met een torsie van
ongeveer 8,5–11,3 Nm. Gebruik hierbij een sleutel.
4. Draai de wielnaaf zodat de lagers op hun plaats zitten
5. Draai de contramoer los totdat deze vrij komt van de
platte ring en de wielnaaf langsspeling heeft.
6. Draai de contramoer vast met een torsie van
1,5–2,3 Nm terwijl u de wielnaaf ronddraait.
7. Plaats de moerzekering op de contramoer. Als het gat van
de borgpen en de gleuf in de moerzekering niet op een lijn
staan, moet u de moer van de zekering verwijderen en
ervoor zorgen dat ze wel op een lijn staan.
8. Monteer de borgpen. De wielnaaf mag geen speling
hebben.
9. Plaats de stofkap op het uiteinde van de wielas.
10. Haal de kriksteunen weg en laat de machine neer op de
grond.
46
2
5
4
3
1
4. Contramoer
5. Platte ring