Starten en stoppen van de motor
Belangrijk
Het brandstofsysteem moet worden ontlucht
indien zich één van de volgende situaties heeft voorgedaan:
A. Eerste keer starten van een nieuwe machine.
B. De motor is afgeslagen omdat de brandstof op was.
C. Er is onderhoud uitgevoerd aan componenten van het
brandstofsysteem; bijv. het filter is vervangen, de
waterafscheider heeft een onderhoudsbeurt gekregen, enz.
Zie Brandstofsysteem ontluchten.
1. Stel de parkeerrem in werking, schakel de aftakas uit en
zet de hefhendel in de TRANSPORT- of FLOAT-stand.
Haal uw voet van het tractiepedaal en let erop dat deze
in de neutraalstand staat.
2. Zet de gashendel op halfgas.
3. Draai de contactschakelaar op AAN/Voorgloeien. Een
automatische tijdschakelaar zorgt ervoor dat de motor
10 seconden wordt voorgegloeid. Daarna draait u het
sleuteltje op START. LAAT DE MOTOR BIJ HET
STARTEN NIET LANGER DAN 15 SECONDEN
ACHTER ELKAAR DRAAIEN. Laat het sleuteltje los
zodra de motor start. Als de motor nogmaals moet
worden voorgegloeid, draait u het sleuteltje eerst op
UIT en vervolgens op AAN/Voorgloeien. Herhaal deze
procedure als dit nodig is.
4. Laat de motor stationair of op halfgas lopen totdat deze
is opgewarmd.
Opmerking: Zet de gashendel op halfgas als u een warme
motor opnieuw start.
5. Als de motor voor de eerste keer wordt gestart, de
motorolie is ververst, of de motor, transmissie of as een
revisiebeurt heeft gehad, moet u de machine een tot
twee minuten in de vooruit- en de achteruit-stand laten
werken. Controleer ook de werking van de hefhendel en
de aftakashendel om er zeker van te zijn dat alle
onderdelen naar behoren functioneren. Stuurwiel
(bekrachtigd) naar links en naar rechts draaien om de
stuurreacties te controleren. Zet vervolgens de motor af
en controleer op olielekken, losse onderdelen en andere
waarneembare defecten.
Voorzichtig
• Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende
delen tot stilstand gekomen zijn voordat u
controleert op olielekken, losse onderdelen of
andere waarneembare defecten.
6. Om de motor af te zetten, moet u de gashendel naar
achteren op LANGZAAM zetten, de aftakas
uitschakelen en het contactsleuteltje op UIT draaien.
Verwijder het sleuteltje uit het contact om te voorkomen
dat de motor per ongeluk start.
Brandstofsysteem ontluchten
1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. Zorg
ervoor dat de brandstoftank minstens half vol is.
2. Ontgrendel en open de motorkap.
Gevaar
In bepaalde omstandigheden zijn dieselbrandstof
en brandstofdampen uiterst ontvlambaar en
explosief. Brand of explosie van brandstof kan
brandwonden of materiële schade veroorzaken.
• Gebruik een trechter of tuit; brandstof
uitsluitend in de open lucht bij een afgezette of
koude motor bijvullen. Eventueel gemorste
brandstof opnemen.
• Vul de brandstoftank niet helemaal vol. Vul de
brandstoftank tot maximaal 25 mm vanaf de
onderkant van de vulbuis. Dit geeft de brandstof
in de tank ruimte om uit te zetten.
• Rook nooit wanneer u met brandstof bezig bent
en houd de brandstof weg van open vlammen of
vonken.
• Bewaar de brandstof in schone, veilige en
goedgekeurde containers en zorg ervoor dat de
dop op zijn plaats blijft.
3. Draai de ontluchtschroef op de brandstofinjectiepomp
open (Fig. 33).
1
Figuur 33
1. Ontluchtschroef van brandstofinjectiepomp
4. Draai het contactsleuteltje op AAN. De elektrische
brandstofpomp begint te werken. Hierbij komt er lucht
bij de ontluchtschroef naar buiten. Laat het sleuteltje op
AAN staan totdat er een volle straal brandstof bij de
schroef naar buiten komt. Zet de ontluchtschroef weer
vast en draai het sleuteltje op UIT.
Opmerking: Normaal gesproken zal de motor na
bovenstaande ontluchtingsprocedure starten. Indien de
motor echter niet start, kan er lucht tussen de injectiepomp
en de injectors zitten; zie Injectors ontluchten.
31