Stuurverstelling
U kunt het stuur verstellen met een hendel op de rechterzijde
van de stuurkolom (Fig. 29). Trek de hendel naar achteren om
het stuurwiel in de gewenste axiale werkstand te zetten en duw
de hendel naar voren om de stand te vergrendelen.
Voorzichtig
De hendel moet altijd vergrendeld zijn.
Rempedaal
Telkens als de motor wordt afgezet, moet u de parkeerrem
(Fig. 29) in werking stellen om te voorkomen dat de
machine per ongeluk in beweging komt.
De hydrostatische transmissie zal in geen enkel geval
functioneren als een parkeerrem voor de machine. Om de
parkeerrem in werking te stellen, moet u het rempedaal
helemaal intrappen en de knop van de parkeerrem
uittrekken. Vervolgens laat u het pedaal opkomen. Om de
parkeerrem uit te schakelen, trapt u het rempedaal in totdat
de parkeerremknop wordt ingetrokken. Als u snel moet
stoppen, haalt u uw rechtervoet van het tractiepedaal en
trapt u het rempedaal in. Om in een rechte lijn te stoppen,
moeten de remkabels gelijkmatig worden afgesteld.
4
3
2
Figuur 29
1. Tractiepedaal
2. Stuurpedalen
3. Rempedaal
5
1
4. Knop van parkeerrem
5. Stuurverstelling
29
Hefhendel
De hydraulische hefhendel (Fig. 30) heeft drie standen:
FLOAT, TRANSPORT en OPHEFFEN. Om het werktuig
neer te laten op de grond, zet u de hefhendel naar voren in
de inkeping, die de FLOAT-stand aangeeft. De
FLOAT-stand wordt gebruikt als de machine in bedrijf is en
tevens als de machine niet in bedrijf is. Om het werktuig op
te heffen, trekt u de hefhendel naar achteren in de stand
OPHEFFEN. Nadat het werktuig is opgeheven, zet u de
hefhendel in de TRANSPORT-stand. Normaalgesproken
moet het werktuig worden opgeheven als u van het ene
werkgebied naar het andere rijdt, behalve als u een steile
helling afdaalt.
Voorzichtig
De niet-afgeschermde, draaiende messen van het
maaidek of ander werktuigen leveren gevaar op.
U mag nooit een maaidek of werktuig opheffen als
de messen of andere onderdelen in beweging zijn.
1
Figuur 30
1. Hefhendel
Aftakashendel
De aftakashendel (Fig. 31) heeft twee standen: AAN
(inschakelen) en UIT (uitschakelen). Duw de aftakashendel
langzaam naar voren op AAN om het werktuig of de
messen van het maaidek te starten. Trek de hendel
langzaam voorzichtig naar achteren op UIT om het
werktuig buiten bedrijf te stellen. De aftakashendel mag
uitsluitend op AAN staan als het werktuig of het maaidek is
neergelaten in de bedrijfsstand.