Pr
Prob
Pr
ob
oblemen en oplossing
ob
lemen en oplossing
lemen en oplossingen
lemen en oplossing
Pr
Pr
ob
lemen en oplossing
Storing
Oppervlakte w ordt niet
gemeten
De dosering in l/ha geeft
continu '0' aan.
De dosering op het
display is onjuist.
De gew enste dosering kan
niet w orden bereikt.
De huidige hoeveelheid is lager in plaats van naar boven.
dan de ingestelde dosering.
De dosering is hoger dan de
ingestelde dosering.
Geen snelheids-aanduiding.
10.
10.
10. Storingz
Storingz
Storingz oek
Storingz
10.
10.
Storingz
en
en
en
en
Waarschijnlijke oorzaak
Boombreedte' of 'pulsen/100 m'
zijn niet ingevoerd.
Er komen geen pulsen van de
snelheidssensor.
'Pulsen/l' niet ingevoerd.
Pulsen van de doorstromingsmeter bereiken Controleer de bedrading. Controleer de w aaier van de
de stuureenheid van de spuitmachine niet.
De doorstromingsmeter w erkt niet goed.
Het areaal w ordt niet nauw keurig bepaald. Controleer de boombreedte en stel deze zonodig bij.
De stuurmotor is verkeerd om aangesloten. Controleer de aansturing met behulp van de +/-
De dosering w ordt naar beneden bijgesteld toetsen tijdens handbediening.
De pomp kan de vereiste hoeveelheid
niet leveren.
De f ilters zijn geblokkeerd.
De stuurmotor is verkeerd om aangesloten. Controleer de aansturing met behulp van de +/- toetsen
De dosering w ordt naar boven bijgesteld in tijdens handbediening.
plaats van naar beneden.
De terugstroomleiding van de stuurmotor
naar de tank heef t onvoldoende capaciteit. pomp (lager toerental af takas, hogere versnelling).
Sensor op verkeerde plaats.
oek
oek en
oek
en
en
en
oek
en
Controle/oplossing
Voer de w aarde in (zie 'Kalibratie van de snelheidssensor'
of 'Instellen van de boombreedte)'.
Controleer de sensor, controleer de kabel naar de sensor
op beschadiging. Vervang zonodig de sensor.
Voer 'pulsen/l' in (zie 'Kalibratie van de doorstromingsmeter'.
doorstromingsmeter, deze zit w ellicht vast.
Controleer 'pulsen/l' (zie 'Kalibratie van de doorstromingsmeter'.
Controleer 'pulsen/100 m' en stel deze zonodig bij.
Verw issel zonodig de aansluitingen van de stuurmotor.
Verhoog het toerental van de aftakas.
Schakel op een lagere versnelling over.
Maak het f ilter schoon.
Verw issel zonodig de aansluitingen van de stuurmotor.
Controleer de leidingen. Verminder het vermogen van de
Zie 'Kalibratie van de snelheid', kies Spuitmachine,
Trekker of Radar.
45