De scherpstelling aanpassen
U kunt de scherpstelling handmatig aanpassen
voor verschillende opnameomstandigheden.
Gebruik deze functie in de volgende gevallen.
– Bij een opname van een onderwerp achter een raam
met regendruppels.
– Bij een opname van horizontale strepen.
– Bij een opname met weinig contrast tussen het
onderwerp en de achtergrond.
– Bij scherpstelling op een onderwerp in de
achtergrond.
– Bij een opname van een stilstaand onderwerp met
behulp van een statief.
28
NL
1
De scherpstelfunctie toewijzen
aan de handmatige lensring A
(p. 33).
2
Tijdens een opname of in stand-
by drukt u op de MANUAL-knop
B om handmatig scherp te
stellen.
wordt weergegeven op het lcd-
9
scherm.
3
Draai de handmatige lensring A
om scherp te stellen.
verandert in
9
scherpstelling niet verder kan worden
ingesteld.
verandert in
9
de scherpstelling niet dichter kan
worden ingesteld.
Automatische aanpassing herstellen
Druk op de MANUAL-knop B om de
scherpstelling in te stellen op automatisch.
verdwijnt en de automatische
9
scherpstelling wordt ingeschakeld.
z Tips
• De informatie over brandpuntsafstand (de afstand
waarop het onderwerp is scherpgesteld, voor
wanneer het donker is en moeilijk is om scherp te
stellen) verschijnt ongeveer drie seconden in de
volgende gevallen.
– Wanneer u drukt op de MANUAL-knop
B om handmatig scherp te stellen en 9
wordt weergegeven op het lcd-scherm.
– Wanneer u de handmatige lensring A
draait terwijl 9 wordt weergegeven op het
lcd-scherm.
• U kunt de informatie over de brandpuntsafstand
instellen op meter of voet ([FOCUS DISPLAY],
p. 73).
wanneer de
wanneer