2
Zorg ervoor dat de beelden elkaar overlappen en maak vervolgens
de opnamen.
• De scherpstelling, belichting en witbalans worden bij het eerste beeld ingesteld.
Zorg ervoor dat u voor de eerste opname geen uitzonderlijk helder onderwerp
(bijvoorbeeld de zon) selecteert.
• Na de eerste opname kunt u de zoomstand niet meer wijzigen.
• Panoramaopnamen zijn mogelijk tot maximaal 10 beelden.
• Na de tiende opname verschijnt het hiernaast afgebeelde waarschuwingspictogram g.
3
Druk op Z om panoramaopnamen te verlaten.
Opmerking
• De panoramamodus staat niet ter beschikking als er geen kaartje in de camera gestoken is.
De panoramafunctie is alleen beschikbaar als u kaartjeen van het merk Olympus gebruikt.
• Tijdens panoramaopnamen staan de flitserfunctie repeterende opnamen en repeterende
opnamen bij hoge snelheid niet ter beschikking.
• De camera zelf kan panoramaopnamen niet met elkaar verbinden. Voor het verbinden van de
foto's heeft u de OLYMPUS Master software nodig.
Wijzigen van de weergave op de monitor
(y)
Met deze functie worden histogrammen en lijnen weergegeven die u helpen uw foto's af te
kaderen.
1
Druk herhaaldelijk op de knop y.
• Druk op de knop y om de weergave in de volgorde te wijzigen.
g "Directe knoppen" (Blz. 7)
4 4
HQ
HQ
2816
2816
×
2112
2112
Geeft uitsluitend
basisinformatie weer.
Geeft uitsluitend het
AF-teken weer.
4 4
HQ
HQ
2816
2816
×
2112
2112
Geeft lijnen weer. De
weergegeven lijnen
veranderen op basis
van de instelling
[FRAME ASSIST].
Dit scherm wordt niet
weergegeven in de
modus n.
Dit scherm wordt niet
weergegeven als
[FRAME ASSIST] op
[OFF] staat.
Panoramaopnamen
4 4
HQ
HQ
2816
2816
×
2112
2112
Geeft een histogram
weer dat de verdeling
van de helderheid over
het beeld laat zien.
Dit scherm wordt niet
weergegeven in de
modus n.
Dit scherm wordt niet
weergegeven als [u]
op [OFF] staat.
29
NL
4