Pneumatische installatie
7.4
Handmatig bedienen van de
aandrijving via stuurventiel
De aandrijving kan bij aangesloten stuurlucht zonder elektrische
voeding uit de ruststand naar de eindpositie en weer terug worden
bewogen.
Daarvoor moet het stuurventiel met een schroevendraaier
worden bediend.
LET OP!
De handhendel kan worden beschadigd, als hij tegelijk wordt
ingedrukt en gedraaid.
▶ Niet op de handhendel drukken tijdens het draaien.
Stuurventiel niet actief (normale stand)
Handhendel wijst
naar links
Handhendel
Stuurventiel actief
Handhendel
wijst naar rechts
Afbeelding 11: Stuurventiel voor de beluchting en ontluchting van de
aandrijving
In acht nemen: Niet op de hendel drukken tijdens het draaien.
Aandrijving in de eindpositie brengen
→ De handhendel met een schroevendraaier naar rechts draaien.
Aandrijving terug in de ruststand brengen
→ De handhendel met een schroevendraaier naar links draaien.
Type 8691
8
PNEUMATISCHE INSTALLATIE
GEVAAR!
Gevaar voor letsel door hoge druk in installatie/apparaat.
▶ Voor werkzaamheden aan installatie of apparaat de druk uit-
schakelen en leidingen ontluchten/aftappen.
Werkwijze:
→ Stuurmedium aansluiten op de stuurluchtaansluiting (1)
(3...7 bar; instrumentenlucht, olie-, water- en stofvrij).
→ Luchtafvoerleiding of een geluiddemper aan de luchtafvo-
eropening (3) monteren (zie „Afbeelding 12: Pneumatische
aansluiting").
De aanwezige drukvoorziening beslist minstens 0,5...1 bar
boven de druk houden, die nodig is om de aandrijving in
de eindpositie te brengen.
Belangrijke aanwijzing voor een foutloze functie van het
apparaat:
▶ Door de installatie mag geen tegendruk worden
opgebouwd.
▶ Voor de aansluiting een slang met een voldoende dia-
meter kiezen.
▶ De luchtafvoerleiding moet zo zijn geconstrueerd dat er
geen water of andere vloeistof door de luchtafvoerope-
ning in het apparaat kan komen.
Nederlands
15