Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

De Goede Werking Controleren - Club Car Carryall 1999 Handleiding

Inhoudsopgave

Advertenties

• Waarschuwingsstickers: Verifieer dat alle waarschuwings- en gebruiksaanwijzingsstickers aangebracht
zijn. Zie pagina's 4 tot 9.
• Banden: Controleer de juiste bandenspanning. Zie Banden Capaciteit, pagina 26.
• Motor: Controleer het oliepeil. Zie Motorolie, pagina 27.
• Brandstof: Controleer het brandstofpeil. Zie Instructies voor het tanken, pagina 27.
WAARSCHUWING
• VERWIJDER HET PLASTIC VAN DE ZITTING VOOR U HET VOERTUIG GEBRUIKT. DIT NALATEN KAN
BRAND, MATERIËLE SCHADE EN ERNSTIGE OF DODELIJKE VERWONDINGEN VEROORZAKEN.

DE GOEDE WERKING CONTROLEREN

Nadat u zich vertrouwd hebt gemaakt met de bedieningen van het voertuig en de rij-instructies hebt gelezen en
begrepen, maakt u een proefrit. Gebruik de volgende lijst bij de inspectie van het nieuwe voertuig. Eventuele
defecten mogen uitsluitend hersteld worden door uw Carryalldealer of een getrainde monteur.
Alle voertuigen:
• Remmen: Verifieer dat ze goed werken. Wanneer de rempedaal met matige kracht volledig wordt ingedrukt,
mag hij niet meer dan halfweg tot de vloer gaan. Het voertuig moet vlot en zonder slippen tot stilstand
komen; Carryall I voertuigen moeten binnen de 4,3 m stoppen, alle andere Carryall voertuigen moeten
binnen de 4,9 m stoppen. Indien het pedaal dieper dan de helft kan worden ingedrukt of het voertuig slipt of
niet binnen de hierboven genoemde afstand stopt, moet u het remsysteem laten controleren en zo nodig
bijstellen. Het remsysteem moet altijd zo afgesteld zijn dat het pedaal niet tot tegen de vloer ingedrukt kan
worden.
• Parkeerrem: De ingeschakelde parkeerrem moet de wielen blokkeren en het voertuig immobiliseren (op
hellingen van maximum 20%). Bij een druk op het snelheidspedaal of het rempedaal moet de parkeerrem
vrijkomen.
• Achteruitzoemer: De achteruitzoemer moet een waarschuwingssignaal geven wanneer het voertuig in
achteruit geschakeld is.
• Besturing: het voertuig moet gemakkelijk te besturen zijn, zonder speling op het stuur.
• Snelheidspedaal:
Carryall I, Carryall II en Carryall Turf II: Wanneer het contactslot op ON (aan) staat en de vooruit-/achteruit-
hendel op FORWARD (vooruit), moet bij het indrukken van het snelheidspedaal de motor starten en moet
het voertuig vlot zijn maximumsnelheid bereiken. Bij het loslaten van het pedaal moet deze naar zijn
oorspronkelijke positie terugkeren, terwijl de motor stopt. Alle Carryall-voertuigen hebben in achteruit een
lagere snelheid.
Carryall II Plus en Carryall VI: Na het starten van de motor met de contactsleutel moet het voertuig vlot de
topsnelheid bereiken wanneer het snelheidspedaal wordt ingedrukt. Bij het loslaten van het snelheidspedaal
moet hij naar zijn oorspronkelijke stand terugkeren en moet de motor stationair draaien.
• Toerenregelaar: Controleer maximumsnelheid voertuig. De Carryall I en de Carryall Turf II moeten op vlak
terrein 19-24 km/u kunnen rijden. De Carryall II en de Carryall VI moeten op vlak terrein 23-26 km/u kunnen
rijden. De CarryallII Plus moet op vlak terrein 27-29 km/u kunnen rijden.
• Algemeen: Luister of u geen ongewone geluiden zoals geknars of geratel hoort. Controleer het rijgedrag en
de prestaties van het voertuig. Laat alle afwijkingen controleren door uw Club Car distributeur of een
getrainde monteur.
Handleiding voor de eigenaar van een Carryall benzinevoertuig 1999
Controles vóór het eerste gebruik
11

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave