SERIE 3000 MKIII TECHNISCHE HANDLEIDING
14. Algemeen onderhoud
•
De geldende normen moeten worden gevolgd om de algemene certificatie van de detector te
behouden.
•
Het wordt aanbevolen regelmatig een schoktest op de sensors uit te voeren om een goede
werking te verzekeren.
Opmerking: Aanbevolen wordt het systeem regelmatig visueel en functioneel te controleren om een goede
werking te verzekeren. De frequentie van de controles moet worden bepaald op basis van de specifieke
werkomstandigheden.
Als richtlijn adviseert Honeywell Analytics volgende controles en frequentie.
Frequentie
Om de 3 maanden
Om de 6 maanden
Opgelet:
De volgende procedure moet precies worden gevolgd en mag alleen worden uitgevoerd
door speciaal opgeleid personeel. Het systeem produceert alarmsignalen, tenzij op juiste wijze
geblokkeerd bij de controller.
14.1 Functionele gastest
Het is van essentieel belang dat de sensor regelmatig wordt getest om te verzekeren dat het systeem
goed werkt. Gewoonlijk worden gasdetectors minstens tweemaal per jaar getest. Aanbevolen wordt
echter om de test vaker uit te voeren na de eerste opstart, omdat de werking en de prestatie van de
sensor zal variëren in verschillende omgevingen en bij aanwezigheid van andere gassen. Het is de
verantwoordelijkheid van de gebruiker om een geschikte kalibratiefrequentie voor de toepassing vast
te stellen. Het weerbestendige deksel heeft een nokje waarmee de buis van een gasfles kan worden
vastgemaakt. Dit kan worden gebruikt voor een simpele functionele (of bump-) test van de sensor. Deze
methode is mogelijk echter niet geschikt voor alle gastypes en/of -toepassingen gezien de omgeving.
Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker om te controleren of deze methode voor elke toepassing
geschikt is.
1. Volg de procedure voor de bumptest in deel 12.1.
2. Als het verschil tussen de meting en de toegepaste gasconcentratie buiten de aanvaardbare limieten voor
de toepassing ligt, volgt u de procedures voor nulstelling en kalibratie van de detector (zie deel 8.2.1).
3. Als de waarde nog steeds onnauwkeurig is, vervangt u de sensor (zie deel 15.1).
WAARSCHUWINGEN
Controle
Visuele controle van de controller, detectors en installatie op mechanische schade.
Controleer of de sensor niet is verstopt.
Functionele gastest (zie hierna). Frequentie aanpassen aan de lokale omstandigheden.
28
MAN0917_Uitgave 6_08/2015