Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Kalibratie; Nulstelling En Bereikkalibratie - Honeywell 3000 MkIII Series Technische Handleiding

Inhoudsopgave

Advertenties

SERIE 3000 MKIII TECHNISCHE HANDLEIDING

8.2. Kalibratie

Het wordt aanbevolen regelmatig een bumptest op de sensors uit te voeren om een goede werking te verzekeren.

8.2.1 Nulstelling en bereikkalibratie

Opgelet:
Voor de eerste kalibratie dient de detector zich gedurende 30 minuten te stabiliseren nadat
u de stroom heeft ingeschakeld. In de stand nulpunt- en bereikkalibratie wordt de uitgangsstroom
van de detector geblokkeerd (standaard 3 mA) om valse alarmsignalen te voorkomen.
Voor de meeste plakkende gassen moet de leiding in PTFE vervaardig zijn met korte stukken
rubberen leiding om de eindverbinding te maken, doordat PTFE onbuigzaam is. Dit beperkt de
hechting van gassen op de leidingoppervlakken en zorgt voor een meting die nauwkeuriger is.
Voor sensoren van het type waterstofsulfide of ethyleenoxide verwijzen we naar sectie 8.2.2
respectievelijk 8.2.3 voor u een ijking uitvoert.
Opmerking: Aanbevolen wordt de kalibratie uit te voeren wanneer de sensor / transmitter in de eigen omgeving
is gestabiliseerd. Aanbevolen wordt kalibraties uit te voeren bij een stabiele temperatuur waarbij het systeem zal
worden gebruikt. Herkalibratie wordt aanbevolen als de temperatuur van de eigen omgeving meer dan 15 graden
C is gedaald of gestegen ten opzichte van de oorspronkelijke kalibratietemperatuur.
Het is van essentieel belang dat de sensor regelmatig wordt getest om te verzekeren dat het systeem goed werkt.
Gewoonlijk worden gasdetectors minstens tweemaal per jaar getest. Aanbevolen wordt echter om de test vaker
uit te voeren na de eerste opstart, omdat de werking en de prestatie van de sensor zal variëren in verschillende
omgevingen en bij aanwezigheid van andere gassen. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker om een
geschikte kalibratiefrequentie voor de toepassing vast te stellen.
Als u de detector wilt kalibreren, gebruikt u een geschikte bereikgasfles, stroomregelaar ingesteld op
300-375 mL/min, buizen, magneet en kalibratiegasstroomhuis. Een persluchtcilinder (20,9% Vol zuurstof) moet
worden gebruikt om de nulstelling uit te voeren als het gebied waar de detector zich bevindt restjes van het te
meten gas bevat. Als er geen restgas aanwezig is, kan de achtergrondlucht worden gebruikt om de nulstelling
uit te voeren. Neem contact op met uw vertegenwoordiger van Honeywell Analytics voor details over geschikte
kalibratiekits.
Een detector wordt als volgt gekalibreerd:
Opmerking: de zuurstofsensor hoeft niet op nul te worden gesteld. Achtergrondlucht (20,9% Vol zuurstof) kan
worden gebruikt om het bereik van de zuurstofsensor in te stellen in de plaats van een persluchtfles (20,9% Vol
zuurstof). Voer voor zuurstofsensors alleen delen 1-4, 13, 14 (als persluchtfles wordt gebruikt), 15-19 en 24 van
de onderstaande procedure uit.
1. Als u perslucht gebruikt, drukt u het kalibratiegasstroomhuis op de onderkant van de sensor en presenteert
u het gas.
2. Om in de kalibratiestand te komen, houdt u het uiteinde van de magneet minstens 5 seconden over de
schakelaar midden boven het detectordisplay, waarna u de magneet vervolgens weghaalt.
3. Het display geeft de eerste menustand, menu 'SEt CAL' weer.
WAARSCHUWINGEN
19
MAN0917_Uitgave 6_08/2015

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave