SERIE 3000 MKIII TECHNISCHE HANDLEIDING
7. Voor het eerst inschakelen
Na het monteren en bedraden van de transmitter moet de plug-in sensor worden geplaatst en de installatie als
volgt visueel en elektrisch worden getest.
•
Voordat werkzaamheden worden uitgevoerd, moet steeds worden nagegaan of alle lokale procedures zijn gevolgd.
•
Zorg ervoor dat het relevante regelpaneel geblokkeerd is om valse alarmsignalen te voorkomen.
•
Minimale en maximale alarmniveaus van de controller moeten niet worden ingesteld op minder dan 10% of meer dan
90% van het volledige schaalbereik van de detector.
Opgelet:
De volgende procedure moet precies worden gevolgd en mag alleen worden uitgevoerd
door speciaal opgeleid personeel.
Opgelet:
Ethyleenoxidesensors worden geleverd op een transportplaat om ervoor te zorgen dat
de cel op het correcte niveau voorgespannen blijft. Na het verwijderen van de transportplaat, dient
de sensor zo snel mogelijk op de detector te worden geplaatst.
Indien de sensor niet op een transportplaat is gemonteerd of op een detector die onder spanning
staat, gaat de voorspanning verloren en duurt het 24 uur voordat de sensor hersteld is. De sensor
functioneert gedurende deze periode niet als gasdetector die een gaswaarde hoger dan het
volledige schaalbereik rapporteert.
1. Controleer of de zender goed is bedraad volgens deze handleiding en de handleiding van de bijbehorende
controleapparatuur.
2. Draai het weerbestendige deksel, de borgschroef van de sensorhouder en de sensorhouder los.
3. Sluit de sensor aan en zorg ervoor dat u de sensorpennen uitlijnt met de gaten van het contact in de printplaat.
Let op:
Voor sensors van toxische gassen verwijdert u voor de installatie de kortsluitklem aan de
onderkant van de sensor. Bij de O2-sensor wordt geen kortsluitklem geleverd.
4. Plaats de sensorhouder terug, draai de borgschroef vast en plaats het weerbestendige deksel terug.
5. Sluit de stoom aan op de bijbehorende controller, die stroom zal leveren aan de detector.
6. De detectoruitgang wordt gedwongen naar 3 mA (standaardfout/blokkering).
7. Het detectordisplay begint met een opstartroutine, waarbij eerst alle LCD- onderdelen en -symbolen worden
weergegeven, de transmitter vervolgens de gegevens van de sensor laadt en controleert of de transmitter-
en sensorsoftwareversienummers dezelfde zijn, gastype, detectiebereik en gasniveau van bereikkalibratie,
geschatte tijd tot volgende kalibratie, zelftestresultaten, en uiteindelijk een opwarmperiode die als aftelling tot 0
wordt weergegeven. (De afteltijd loopt uiteen van 30 seconden tot 3 minuten, afhankelijk van het sensortype.)
8. Als deze aftelling is voltooid, schakelt de detector naar de normale 'bewakingsstand'.
Opmerking: Kalibratie is verplicht voordat de detector kan worden gebruikt voor gasbewaking. Raadpleeg deel
8.2 Kalibratie voor de juiste procedure.
WAARSCHUWINGEN
16
MAN0917_Uitgave 6_08/2015